Ongeneeslijk religieus 1: Filosofie en het geloof in God

Geloven in God heeft een belangrijk voordeel: het kan je helpen onheil in je leven beter te verklaren. Maar misschien ben je beter af zonder verklaring.

Ongeneeslijk religieus

In een nieuwe blogserie over filosofie en geloven in God, neem ik je mee in de vraag hoe we zijn geworden wie we zijn: seculiere, postmoderne mensen, levend in de tijd van de dood van God. Langs verschillende historische gebeurtenissen en filosofische vragen kan er zo een beter begrip van jezelf en de huidige tijd ontstaan. En ik evalueer of ze een punt hebben, filosofen die zeggen: ‘misschien staat God ook weer op’. Klik hier voor mijn boek: Ongeneeslijk Religieus.

Cursus Empathie

Toen Emily McDowel 38 jaar was, kreeg ze kanker. Negen maanden lang zat ze in intensieve chemotherapie om de kanker te doen slinken. Ondertussen stroomde haar brievenbus vol met kaarten. Ze kon er de muur mee behangen, zoveel kaarten.

De meeste van die kaarten sloegen de plank compleet mis.

“What doesn’t kill you makes you stronger” las ze. En: “Lachen is het beste medicijn!”. Nog één: ‘Everything happens for a reason”. Allemaal niet wat je wilt horen als je net je haar bent verloren en al dagen als een vaatdoek in bed ligt.

Nog vaker hoorde ze niks. Mensen wisten niet wat ze moesten zeggen.

Jaren later begon ze een bedrijfje dat ‘Empathy cards’ maakte. Kaarten voor mensen die niet weten wat ze moeten zeggen. Of die hoogstwaarschijnlijk de plank zullen misslaan. We hebben het hard nodig, zegt Emily McDowel. Empathie komt ons vandaag de dag niet meer aanwaaien.

filosofie en het geloof in god

Wat jij en ik verleerd zijn

Wij, postmoderne mensen zijn goed in een heleboel dingen, maar niet in omgaan met lijden. Of met de dood. We hebben er letterlijk geen woorden voor. We weten niet wat we moeten doen en we weten niet hoe we erover na moeten denken. Er zijn nog nooit mensen geweest in de geschiedenis die er zo slecht in waren als jij en ik.

Je ziet het terug in ons taalgebruik. Als het om kanker gaat, hoor je vaak strijdbare termen: “let’s kick cancer’s ass” en “fuck cancer”!. En je ziet beelden van de Alpe d’Huzes en mensen die tot het uiterste gaan. Dat is soms goed en belangrijk, maar niet als je de strijd verliest. Opgeven is geen optie. Zelfs niet als je gewoon dood gaat. Zo vertelt ook deze stervende kankerpatient.

Het absurde

Eigenlijk is het geen wonder dat we zo slecht kunnen omgaan met lijden en dood. Nooit was er een tijd en cultuur waarin mensen zoveel kunnen begrijpen van de wereld om hen heen. Voor alles zoeken we een verklaring, voor elk probleem wordt een oplossing verzonnen. Met dank aan de wetenschappelijke revolutie. Als de schrijver Harari de geschiedenis van de mensheid samenvat (in dit boek), dan stelt hij dat die wetenschappelijke revolutie één van de meest impact volle dingen is die de mens ooit is overkomen.

Maar het lot blijft bestaan. Het lot dat bepaalt dat jij op een dag ziek wordt. Dat je vader of moeder te vroeg overlijdt. Dat je vriend of vriendin bij je weggaat omdat het niet langer gaat. Gebeurtenissen waar wel een natuurlijke oorzaak voor te vinden is, maar waar geen antwoord bestaat op de waarom vraag. Waarom ik? Waarom nu? Waarom niet?

Dat is het type gebeurtenissen waarvoor jij en ik jaren nodig hebben om er vat op te krijgen. Als het al lukt. Vaak niet eens. In de filosofie wordt dit ‘the absurd’ genoemd. Je denken stopt. Er is geen reden.

filosofie en het geloof in godDe spanning van nu

En tegelijk is dat krankzinnig. Voor alles zoeken we een reden. Mensen zijn reden-zoekende wezens en postmoderne mensen helemaal.

Sterker nog, religie kan functioneren als een reden. De geschiedenis door zeggen mensen die lijden: God heeft er een plan mee. Of: God straft voor zondigheid. Liever een slechte reden, of ééntje die je niet begrijpt, dan helemaal geen reden.

Dit is de spanning waarvan de filosoof Charles Taylor zegt dat het postmoderne mensen typeert. Het verklaart dat religie nooit helemaal weg gaat, ook niet als de wetenschappelijke trein voortdendert. Iemand in mijn colleges zei het zo: natuurlijk geloof ik niet in God, maar ik weet ook dat er meer is tussen hemel en aarde.

Hoe kwamen we hierin terecht?

Deze spanning komt ergens vandaan. In de loop van de tijd werden we wie we zijn. Een belangrijke fase in die geschiedenis werd door de filosoof Nietzsche aangewezen. God is dood, zei hij. Weg, verdwenen. En als God dood is, dan is er nooit meer een antwoord op de waarom-vraag.

De komende blogs wil ik stilstaan bij deze ontwikkeling. Nietzsche had ‘m niet bedacht, hij constateerde het. [linkje naar video over Nietzsche] En hij waarschuwde. Het leven wordt er niet eenvoudiger op, zonder God.

filosofie en het geloof in godFilosofie en het geloof in God (2)

Met haar Empathy cards wil Emily McDowel mensen helpen. Reken af met het zoeken naar redenen, zegt ze via haar kaarten. Empatie vandaag de dag betekent het stoppen met zoeken naar verklaringen. Aanwezig zijn is genoeg. Een hand vasthouden. Meehuilen en meebalen. God is dood, er is geen reden, we moeten het zelf doen.

Er zijn ook mensen die zeggen: juist als je dat doet, ben je spiritueel bezig. Ze verwijzen naar de christelijke versie van de uitspraak ‘God is dood’. God hing aan een kruis en toen iedereen zei: kom er dan vanaf! doe er wat aan! – toen bleef hij hangen. De filosoof Slavoj Zizek zegt het zo: een echte christen is een atheïst.

Ongeneeslijk Religieus 3: Nietzsche over de dood van God

Mensen kennen de filosoof Nietzsche van ‘de dood van God’. Die gedachte heeft ons veel gebracht. Maar Nietzsche waarschuwt ook voor de gevolgen ervan.

Ongeneeslijk religieus

In een nieuwe blogserie over filosofie en geloven in God, neem ik je mee in de vraag hoe we zijn geworden wie we zijn: seculiere, postmoderne mensen, levend in de tijd van de dood van God. Langs verschillende historische gebeurtenissen en filosofische vragen kan er zo een beter begrip van jezelf en de huidige tijd ontstaan. En ik evalueer of ze een punt hebben, filosofen die zeggen: ‘misschien staat God ook weer op’. Klik hier voor mijn boek: Ongeneeslijk Religieus.

Nietzsche over de dood van God

Stel, jij bent vijf jaar oud en je ouders nemen je mee naar de Ikea. Dat is goed nieuws, want de Ikea heeft een ballenbak en Zweedse gehaktballetjes. Je ouders gaan de winkel in en jij vermaakt je met alle andere kids in de ballenbak. Na een poosje ben je er wel weer klaar mee.

Al snel klinkt het door de Ikea: ‘Willen de ouders van [jouw naam] hun kind ophalen uit Småland?’ Maar van je ouders geen spoor, ook niet als de oproep nog twee keer wordt herhaald.

De andere kinderen worden wel opgehaald. Tot de ballenbak, op jou na, verlaten is. Het personeel van de ballenbak heb je trouwens ook allang niet meer gezien. Je tuurt eens over de rand de winkel in, maar net op dat moment gaan de lichten uit. Wacht. Wat..?

Daar zit je dan. Tussen de ballen. Dit is krankzinnig, denk je. Al die gekleurde ballen. Wat doe ik hier? En m’n ouders… zijn die me nou serieus vergeten? Hoe moet het verder?

De dood van God, je kunt opnieuw beginnen?

Dat, zegt de filosoof Friedrich Nietzsche, is het gevoel dat je zou moeten hebben als je op een dag hoort dat God dood is. Volstrekte waanzin. Absolute eenzaamheid. Richtingloosheid.

De uitspraak van Nietzsche dat God dood is, kennen we. Het komt uit een verhaal dat Nietzsche schreef over een gestoorde man die met een lantaarn op het marktplein liep en continu riep: ‘Waar is God?’

Minder bekend is hoe het verhaal verder gaat. Want de gestoorde man houdt een speech. ‘Wij hebben God gedood’ stelt hij, en:

Hoe hebben we het klaargespeeld om de zee leeg te drinken? Wie gaf ons de spons waarmee we de hele horizon konden wegvegen? (…) Maken wij niet één onafgebroken val? En wel achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten?

Het ballenbakgevoel. Je ankerpunt is weg. God is dood. Je kunt opnieuw beginnen.

Hoe moet je verder?

Misschien denk je nu: wat een onzin. Ik heb niet het idee dat God dood is. Of: ik heb niet het idee dat we veel missen nu God dood is. Bovendien zijn we stuurloos.

‘God is dood’ is eigenlijk ook een vreemde uitspraak. Geloofde Nietzsche dan dat God eerst wel leefde? En hoe werkt dat, als goden sterven? Ik denk dat het niet zo belangrijk is. Het tweede deel van de speech van de gestoorde man is veel interessanter.

Filosofen van de afgelopen eeuw hebben de nadruk gelegd op de gevolgen van Nietzsche’s uitspraak. Daar zit je dan, alleen in de ballenbak – en je vraagt je af hoe het verder moet. Want dat verklaart waarom ik in vergelijking met m’n oma zoveel meer keuzes moet maken (zie ander blog). En het verklaart waarom lijden voor ons betekenisloos is (zie nog een vorig blog).

Ik wil’ in plaats van ‘gij zult’

De filosofie van na de dood van God gaat over ‘vrijheid’, ‘authenticiteit’ en ‘worden wie je bent’. Prachtige termen, die tegelijk een hoop stress veroorzaken. ‘Veroordeeld tot vrijheid’ noemt de filosoof Sartre dat. Het levert zowel hoge burn-out– en eenzaamheidscijfers op als ongekende vrijheid en mogelijkheden. Net als in de ballenbak.

En nu? Gaat het verhaal verder? Hoe ziet de toekomst eruit? Ook daar had Nietzsche ideeën over. In een andere passage schrijft hij weer een ander, bizar verhaal.

Ooit werd de geest geboren, stelt hij. Mensen gingen nadenken. Ze werden zich bewust van zichzelf en hun omgeving. En ze kregen vragen. Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Ballenbakvragen, zo je wilt.

Het duurde niet lang, stelt Nietzsche, of de geest transformeerde in iets anders. Een kameel. Een lastdier, bepakt met bagage. Discipline, regels, richtlijnen. Een loodzwaar pakket van eisen die de mens schijnbaar vrijwillig op zich neemt. Een pakket dat even ambitieus als onhaalbaar is. Teleurstellingen liggen op de loer.

Natuurlijk kun je in die kameel religie te herkennen. Volgens Nietzsche heeft de kameel continu te maken met een draak die ‘gij zult’ heet.

Dat houdt niemand vol. En dus wordt de geest een leeuw die de lasten van zich afwerpt. De leeuw verslaat de draak. En vanaf dat moment staat centraal wat de mens zelf wil. ‘Ik wil’ in plaats van ‘gij zult’. Geen voorgeschreven regels meer, maar absolute vrijheid. Religie is dood. God is dood. We doen het zelf.

Maar het verhaal gaat verder. Want de geest moet nog een laatste keer transformeren. De leeuw is niet het eindstation. Er moet een laatste fase komen, zegt Nietzsche, de fase van het kind. Onschuldig. Weerloos. Spelend. Dat is de toekomst voor de mens, na de dood van God. Spelenderwijs opnieuw uitvinden wat het leven waard is. Opnieuw beginnen.

Levenskunst is leren spelen

Het verhaal van de leeuw en de kameel kan een beschrijving zijn van de geschiedenis: op een dag waren we klaar met God. Maar het is ook een beschrijving van het leven van elke mens. Geboren worden, regels gehoorzamen en dan de vrijheid. Maar daar eindigt het niet. Levenskunst is leren spelen. Een nieuw mens worden.

Leg je eigen leven er maar eens langs. Waarschijnlijk kun je de fases aanwijzen. Wanneer jij de lasten droeg van wat je allemaal moest en hoe je daarmee misschien afrekende. Maar ook hoe het verder ging en hoe je zelf iemand bent geworden.

God is dood. Meer dan ooit geldt: je moet het zelf doen. Spelenderwijs. Zoekenderwijs. Alleen, in de ballenbak van het leven. Opnieuw geboren worden. Geen wonder dat ook theologen zich gaan bezighouden met de dood van God – maar daar ga ik in mijn volgende blog op in…

Ongeneeslijk Religieus 4: de dood van God, leve de keuzestress

God is dood. Keuzestress leeft. Filosofen schrijven er veel over. En het is goed te zien aan m’n oma. Zij heeft God nog en aanzienlijk minder keuzestress.

Ongeneeslijk religieus

In een nieuwe blogserie over filosofie en geloven in God, neem ik je mee in de vraag hoe we zijn geworden wie we zijn: seculiere, postmoderne mensen, levend in de tijd van de dood van God. Langs verschillende historische gebeurtenissen en filosofische vragen kan er zo een beter begrip van jezelf en de huidige tijd ontstaan. En ik evalueer of ze een punt hebben, filosofen die zeggen: ‘misschien staat God ook weer op’. Klik hier voor mijn boek: Ongeneeslijk Religieus.

Keuzestress: mijn oude oma en ik

Ik heb een oude oma van 80. Ze woont al bijna haar hele leven in Mariënberg (dat ligt in Overijssel). Soms ga ik bij haar en m’n opa op de koffie – ik weet precies wanneer die net gezet is. Ik weet ook wat ze zondags eten en ik weet wanneer ze naar hun vaste plek in de kerk lopen: om 13.45 uur – ze zijn steevast een half uur te vroeg.

Zelf woon ik in Amsterdam. Elf jaar geleden heb ik de omgeving van Mariënberg verlaten en ben ik in de stad gaan wonen. Mijn oma vraag altijd of het er druk is, in Amsterdam. ‘Ja’, zeg ik dan.

Ik denk niet dat mijn oma zich ooit heeft afgevraagd of ze kinderen wilde of niet. Ik wel. Of ze wilde samenwonen of direct trouwen. Of ze dat liever alleen zou blijven. Voor al deze vragen kan ik tegenwoordig bij The School of Life terecht. Ze bieden ook cursussen aan met de titel ‘worden wie je bent’ en ‘ongeveer 25 visies op de zin van het leven’. Dat kost €44 per avond en vaak heb je er echt wat aan.

Gekke dingen gebeuren altijd heel ver weg

Sommige mensen zeggen: de tijd van je oma komt nooit meer terug. De rust, het ritme, de regelmaat. De vooruitgang, de wetenschap en de globalisering hebben haar ingehaald. In Amsterdam zit je er middenin.
Concreter: in Amsterdam zit je midden tussen de mensen die heel anders zijn dan jij. Ze geloven iets compleet anders, ze kijken anders naar de wereld en vaak zijn ze nog hartstikke aardig ook.
Mijn oma zegt altijd: ‘Gekke dingen gebeuren altijd heel ver weg’. En toen kwam de televisie. En het internet. Opeens kwamen gekke mensen en gekke dingen op de koffie.

We zijn individueel, democratisch en seculier geworden

Mijn oma en ik zijn een fragment van een groter verhaal – dat is het verhaal van de afgelopen 500 jaar, waarin westerse mensen individueel, democratisch en seculier zijn geworden. Hoe is dat gegaan?

Charles Taylor, een hedendaagse filosoof (ik haalde hem in het vorige blog al aan) stelt dat postmoderne mensen, zoals jij en ik, meer dan ooit tevoren ervan doordrongen zijn dat wat wij denken en geloven verre van vanzelfsprekend is.

Anders gezegd: 500 jaar geleden leefden mensen in een wereld waarin ze praktisch nooit mensen tegenkwamen die én een beetje normaal waren én heel iets anders geloofden dan zij zelf. Niet in levende lijve, maar ook niet op tv.
In de postmoderne tijd zijn we omgeven door mensen die heel iets anders geloven. Tuurlijk, iedereen heeft z’n eigen bubbel, maar we noemen het ‘onze bubbel’, omdat we heel goed weten dat je ook in heel andere bubbels kunt zitten. Het wordt ook wel melting pot genoemd. En de laatste tijd steeds vaker: pressure cooker. Want het levert een hoop stress op.

Carrièrestress, partnerstress, zingevingsstress. De druk op het individu is nog nooit zo hoog geweest. We moeten alles kiezen. En o wee als je de verkeerde keuze maakt. Gauw een cursus doen bij The School of Life. (over deze spanning schreef ik al eerder, zie hier).

De snelkookpan is geëxplodeerd

Sommige mensen zeggen: de tijd van je oma gaat voorbij. De wetenschap heeft religies ingehaald. Taylor zegt iets anders. Hij zegt: in onze tijd is de pressure cooker geknapt. Er kwam een explosie. En alles wat er in die cooker zat, is eruit gespat. Tegen de muren, tegen het plafond.

Ieder z’n eigen religie, ieder z’n eigen spiritualiteit, ieder z’n eigen visie op het leven. Dat was het resultaat. We schrapen het bij elkaar, ieder voor zich. Terwijl we dachten dat religie en spiritualiteit zou verdwijnen, zijn er nu een talloze opties over. ‘25 of meer visies op zingeving’ bij The School of Life.
Het is er allemaal niet eenvoudiger op geworden. God ging dood en wat we overhielden was keuzestress. De filosoof Friedrich Nietzsche, de God-is-dood-profeet zei het al: het wordt er niet eenvoudiger op. (Meer hierover in het volgende blog).

Soms ga ik bij oma op de koffie. En hoewel ik blij ben dat ik niet in Mariënberg woon, denk ik toch vaak: soms zou ik willen dat ik kon leven als zij. Minder keuzes, minder stress. Meer tijd over om gelukkig te zijn. Een soort fantoompijn is het. Een verlangen naar iets dat er niet meer is. En iets dat onmogelijk ooit weer terug kan komen.

Vier filosofen om je te begeleiden bij je goede voornemens

Goede voornemens vallen nooit mee. Gelukkig is er een filosofische traditie die erbij kan helpen. Zelfs als het je (weer) niet lukt.

Goeie voornemens – you’ve gotta hate’em. Toch beginnen veel mensen er elk jaar weer aan – jij misschien ook. Dit jaar hebben we een aantal filosofen uitgezocht die je kunnen bijstaan. Ook als je je voornemens (weer) niet gaat halen.

1. Vooraf

Het is natuurlijk niet de eerste keer dat je begonnen bent met goede voornemens. Goeie kans dat je vorig jaar ook al iets probeerde en goeie kans dat het mislukt is. En elk jaar heb je weer genoeg geloof om eraan te beginnen.

Misschien moet je daarmee ophouden: echt denken dat het gaat werken. En gelukkig is er dan Augustinus. Weinig filosofen zijn zo druk bezig geweest om te laten zien dat de mens van nature slecht is dat echte verbetering je nooit zal gaan lukken.

Lekker dan, denk je misschien. Maar er zit ook een voordeel aan: de verwachtingen blijven lekker laag. Kijk maar gauw het filmpje dat Alain de Botton maakte over Augustinus:

2. De moed begint je in de schoenen te zinken

Je bent al even bezig, maar het is moeilijker dan je dacht. Je hebt nog geen grote fout begaan maar een peptalk zou je kunnen gebruiken. Karl Marx gaat je helpen.

Maar Marx heeft een hekel aan theoretisch geouwehoer. Filosofen doen het, religieuze mensen doen het, eigenlijk doet iedereen het. Als we niet oppassen zijn we de hele dag bezig (via Facebook bijvoorbeeld) om ons eigen wereldbeeld te bevestigen. We lezen de kranten waar we het van tevoren al ongeveer mee eens zijn, we volgen pagina’s die zeggen wat wij denken en we kijken alleen naar TV die in ons straatje past. Het is als een drug die je ogen sluit voor de echte wereld, zegt Marx. Vandaar zijn beroemde quote:

‘religie is de opium van het volk’.

Natuurlijk, Facebook, opium, drank en religie leveren fantastische ervaringen op. Maar het nadeel is ook duidelijk: het leidt af van de echte wereld, door te vluchten in een wereld die als een deken over je eigen wereld ligt. Jouw taak als mens, zegt Marx is anders:

‘Het komt er niet op aan de wereld te begrijpen, maar om haar te veranderen.’

Geef jezelf een schop onder je kont. Aan de slag. Al dat gepieker (en gelees!) over goede voornemens is maar afleiding. Verander je wereld! Vandaag nog! (meer over Marx in dit filmpje (2.5 minuut))

3. Ai. Je bent de fout ingegaan

Ongelooflijk. Gaat het weer mislukken dit jaar? Maar misschien is het nog niet te laat. Immanuel Kant helpt.

Je bent vaak geneigd je goede voornemens af te rekenen op of je ze gehaald hebt of niet. En als het niet gelukt is, reken je jezelf er weer helemaal op af. Maar Immanuel Kant roept je tot de orde. We leven in een wereld waarin veruit de meeste dingen die gebeuren, gebeuren om redenen die buiten onszelf liggen.

Als je een bepaald voornemen hebt (meer sporten, meer tijd voor je familie) dan zijn er legio dingen buiten jezelf die ervoor kunnen zorgen dat je het voornemen niet haalt (je raakt verlamd, je familie verhuist naar Australië, ik noem maar wat).

Als dat zo is, zegt Kant, dan is de intentie (het voornemen zelf) dus veel belangrijker om te hebben, dan de uitkomst ervan. Vertel dat jezelf op dit moment. Ja, je bent de fout ingegaan, maar je intentie was al veel belangrijker. Misschien geeft dat je kracht om door te zetten.

4. Je geeft op

Helaas, het is niet gelukt. Net als bij ieder ander die je kent trouwens. Wat jij nodig hebt, is een flinke shot determinisme van de Griekse filosofische school ‘Stoa’. Simpel gezegd houdt dat in dat het allang vast stond dat je zou falen. Alles staat al vast (zegt de Stoa. Wat jij vanavond op je bord hebt liggen staat al vast voordat je weet waar je zin in hebt.

Je sterfdatum staat ook al vast. En of je dit jaar verliefd wordt ook. De Stoa gaat een stap verder dan Kant. Als alles al vastligt, zeggen zij, dan is er voor jou maar één ding belangrijk: je eraan over geven. Het stomste wat je zou kunnen doen in een wereld waarin alles vaststaat, is ervan balen dat de dingen gaan zoals ze gaan (ook al zou die emoties ook al vaststaan natuurlijk).

Dit blog is ook voorbestemd (volgens de Stoa) en ook dat jij naar aanleiding hiervan gaat proberen je te verzoenen met hoe de dingen gaan. Ook als dat betekent dat je je goede voornemens niet hebt gehaald. Niet kwaad worden op jezelf, maar denken: ach nou ja, zo heeft het moeten zijn.

Jammer?

Ach nou ja, we wisten van tevoren dat het niet zou gaan lukken. En het is maar de vraag of je er met filosofie echt beter in zou worden. We sluiten af met een quote van Nietzsche. Een beetje cynisch misschien, maar wel lekker realistisch. Op een realistisch 2017!

Leven is lijden. Maar overleven is betekenis vinden in dat lijden.

De dag dat jij en ik zondig werden

De zonde – het houdt miljoenen mensen ‘s nachts wakker. Maar ooit werd het uitgevonden, zou je kunnen zeggen. Ook in jouw leven.

Misschien kun je je eerste zonde vast nog wel herinneren. Een snoepje jatten uit de kast van moeder. Of stiekem lang wakker blijven als je eigenlijk al moet slapen. Of erger.

Of je zegt: zonde? Wat maakt iets een zonde? Gaat het hier om echte fouten of om een aangepraat geweten?

Het antwoord op die (filosofische) vraag wordt door verschillende (religieuze) tradities uitgebreid behandeld. Meestal in verhaalvorm. Zoals in dit verhaal:

Adam en Eva…

…woonden in een perfecte tuin en hadden alles wat hun hartje begeerde. Als ze zich maar aan die éne regel hielden: niet eten van de ‘boom van kennis van goed en kwaad’. Lang verhaal kort, ze doen het toch. De eerste zonde ooit. Vanaf nu, suggereert het verhaal, wist de mens niet alleen wat goed was, maar ook wat fout was.

En sindsdien, zegt de christelijke traditie, zondigen mensen continu. Ook kinderen. Ongehoorzaamheid aan mensen of God, daar begint de zonde. En ja, een snoepje jatten hoort daar ook bij.

Er zijn boeken over volgeschreven. Over de mens, de zonde en God. En er is druk over gefilosofeerd, van Augustinus (rond 400) tot Nietzsche (rond 1900). Het idee ontstond dat zonde zò erg is, dat je er misschien wel eeuwig voor zou moeten boeten. In de hel.

Nietzsche en de boom

Maar de filosoof Nietzsche zegt iets anders. We zijn ‘voorbij goed en kwaad’, zegt hij. Want God is dood. En als God dood is, wie vertelt dan nog wat goed en kwaad is? Is een snoepje stelen kwaad? Of hebben we alleen maar last van een (aangepraat) geweten?

Je zou haast kunnen zeggen dat Nietzsche het verhaal van Adam en Eva tot een hoogtepunt brengt. Kennis van goed en kwaad voor de mens, maar dan echt. Want er is niemand anders meer die waarborgt wat goed en kwaad is (God is immers dood?), we moeten het zelf doen.

Adam en Eva (2)

Je kunt het verhaal van Adam en Eva ook anders lezen. Bijvoorbeeld op de manier die in de Joodse traditie voorkomt. Dan gaat het verhaal zo:

Adam en Eva, de eerste mensen staan voor jouw eerste levensjaren. Wat was je gelukkig. Wat had je weinig zorgen. Wat zag de wereld er interessant en boeiend uit. Totdat je dat snoepje stal. Of er gebeurde iets anders vreselijks. Je verloor iemand, je kreeg ruzie, mensen verlieten je.

En sindsdien had je kennis van goed en kwaad. Van het feit dat de wereld er niet zo mooi uitzag als je altijd dacht. Je bent misschien nog steeds bezig om je tot die boom van kennis te verhouden.

Meer

bekijk ook m’n blog: je bent gek als je niet in de hel gelooft

bekijk hier een filmpje over Augustinus’ ideeën over goed en kwaad (6,5 minuut)

Waarom je niet je hele leven bij de NS wilt werken

Anders dan generaties voor ons, hoppen we tegenwoordig snel van de ene baan naar de andere. We zijn mangers van ons eigen geluk geworden. Hoe kwam dat?

Je hele leven bij de NS

De filosoof Ad Verbrugge vertelt ergens over een vriend wiens vader z’n hele leven voor de NS had gewerkt. Ja, lees dat nog maar eens. Z’n hele leven. Bij de NS. De NS was volgens hem ‘één grote familie waarin men er gezamenlijk naar streefde het vervoer per spoor zo goed mogelijk te laten verlopen.’

Dat bestaat niet meer. Het is praktisch ondenkbaar geworden dat iemand z’n hele leven voor dezelfde baas werkt. En het is misschien ook wel ondenkbaar geworden dat iemand zich zo met de missie van het bedrijf: ‘één grote familie die gezamenlijk streefde naar…’.

Waarom niet? Wat is er met ons gebeurd in, zeg, 60 jaar?

Iedereen is manager

Twee Belgische psychiaters (Dirk de Wachter en Paul Verhaege) zeggen dat we in onze tijd  ‘managers van ons eigen geluk’ zijn geworden. Meer dan plichtsgetrouwe werknemers in dienst van een bedrijf, zijn we vooral bezig onze eigen carriere te managen. En dus zitten we nog maar net bij de ene baan, om alweer na te denken over de volgende.

Het ‘iedereen is manager’ idee wijst op een ander principe: individualisering. Het feit dat er in de afgelopen eeuwen een ding duidelijk is geworden: onze wereld draait om ons. Mijn wereld draait om mij, en de jouwe om jou.

Filosofie en fossielen

De afgelopen 60 jaar is dat proces in een stroomversnelling geraakt. En dus loop je kans soms nog fossielen uit vroegere tijden tegen te komen. Goeie kans dat jouw opa of oma meer lijkt op de man die bij de NS werkte dan op jou. Maar nog betere kans dat jij al compleet anders bent.

Dat proces van individualisering begon natuurlijk al eerder. In de Verlichting bijvoorbeeld – de tijd dat mensen meer voor zichzelf begonnen te denken dan hun voorouders deden. En hoe meer ze zelf gingen denken, hoe meer wetenschap er op kwam. En hoe meer technologische vooruitgang.

God is dood

En hoe meer technologische vooruitgang, hoe minder religie. Of beter: hoe minder we de wereld zijn gaan zien als een door God bestuurd geheel. We kunnen zelf snappen hoe de wereld werkt en dus we bepalen zelf hoe we de wereld zien.

‘Moeten wij niet zelf goden worden’ nu God dood is? vraagt Nietzsche ergens. Misschien wel ja: managers van ons eigen geluk.

Meer weten?

Nietzsche en de geit-mens

Mislukte filoloog wordt filosoof

Nietzsches academische carriere begon als filoloog, een kenner van oude Griekse en Romeinse teksten. Maar als professor in Basel schreef hij een boek dat z’n collega’s zo bizar vonden, dat Nietzsche maar voorstelde dat hij beter als professor in de filosofie door het leven zou kunnen gaan. Zijn filologische carrière was over.

Maar het fascinerende verhaal dat Nietzsche opschrijft (en zijn collega’s zo bizar vonden) is een interessante ingang in z’n filosofie.

De twee goden in ons binnenste

Nietzsche beschrijft de geschiedenis van Griekse tragedies als een metafoor van het menselijk bestaan. De oude tragedies vertelden over de menselijke strijd tussen twee goddelijke neigingen.

De ene neiging was die van Apollo, de god van orde, progressie en redelijkheid. En de andere neiging was die van Dionysos, de god van dronkenschap, chaos, emotie en extase. Wij mensen balanceren altijd tussen die twee neigingen en proberen ze in evenwicht te houden, zegt Nietzsche. En een goede tragedie laat dat haarfijn zien.

detail Bacchus (Dionysos) met Satyr

detail Bacchus (Dionysos) met Satyr

Geit-mens

Het verhaal wordt nog fascinerender. Nietzsche stelde dat de tragedies werden opgevoerd door een koor van mensen die verkleed waren als geit-mensen (Satyrs),mythische wezens met een mensenlichaam, en de poten, horens en staart van een geit. (Of Nietzsche gelijk heeft, is moeilijk aan te tonen, maar het woord ‘tragedie’ komt voort uit de Griekse woorden ‘geit’ en ‘lied’).

Waarom waren de koorzangers verkleed als Satyrs?

Nietzsche stelt dat het koor eigenlijk een spiegel voor het publiek is. Tijdens het theaterstuk worden mensen een met het koor – het koor verwoordt hun gedachten.

De keurige burgers die het theater bezoeken identificeren zich met een soort voor-mens-achtig wezen en stappen zo af van hun keurigheid. De Satyrs dwingen hen om uit hun keurige rol te stappen en op zoek te gaan naar de grond van hun menszijn.

Monster

Dionysos en Apollo, chaos en orde, emotie en verstand – wij mensen zijn beide in een, volgens Nietzsche. Allebei de neigingen moeten met elkaar in balans zijn. We moeten niet te keurig worden, want dan onderdukken we de Dionysos. Maar we moeten ook niet losgelagen worden, dan blijft er van Apollo niets over.

Dit thema komt veel terug in Nietzsche’s filosofie. De zoektocht naar de nieuwe mens en de strijd tegen enkel maar keurigheid. Want wee de mens, die zich door burgerlijke keurigheid laat leiden! Keurigheid is een masker dat je af en toe moet afzetten om het monsterlijke deel van jezelf goed te kunnen zien.