Vier filosofen om je te begeleiden bij je goede voornemens

Goede voornemens vallen nooit mee. Gelukkig is er een filosofische traditie die erbij kan helpen. Zelfs als het je (weer) niet lukt.

Goeie voornemens – you’ve gotta hate’em. Toch beginnen veel mensen er elk jaar weer aan – jij misschien ook. Dit jaar hebben we een aantal filosofen uitgezocht die je kunnen bijstaan. Ook als je je voornemens (weer) niet gaat halen.

1. Vooraf

Het is natuurlijk niet de eerste keer dat je begonnen bent met goede voornemens. Goeie kans dat je vorig jaar ook al iets probeerde en goeie kans dat het mislukt is. En elk jaar heb je weer genoeg geloof om eraan te beginnen.

Misschien moet je daarmee ophouden: echt denken dat het gaat werken. En gelukkig is er dan Augustinus. Weinig filosofen zijn zo druk bezig geweest om te laten zien dat de mens van nature slecht is dat echte verbetering je nooit zal gaan lukken.

Lekker dan, denk je misschien. Maar er zit ook een voordeel aan: de verwachtingen blijven lekker laag. Kijk maar gauw het filmpje dat Alain de Botton maakte over Augustinus:

2. De moed begint je in de schoenen te zinken

Je bent al even bezig, maar het is moeilijker dan je dacht. Je hebt nog geen grote fout begaan maar een peptalk zou je kunnen gebruiken. Karl Marx gaat je helpen.

Maar Marx heeft een hekel aan theoretisch geouwehoer. Filosofen doen het, religieuze mensen doen het, eigenlijk doet iedereen het. Als we niet oppassen zijn we de hele dag bezig (via Facebook bijvoorbeeld) om ons eigen wereldbeeld te bevestigen. We lezen de kranten waar we het van tevoren al ongeveer mee eens zijn, we volgen pagina’s die zeggen wat wij denken en we kijken alleen naar TV die in ons straatje past. Het is als een drug die je ogen sluit voor de echte wereld, zegt Marx. Vandaar zijn beroemde quote:

‘religie is de opium van het volk’.

Natuurlijk, Facebook, opium, drank en religie leveren fantastische ervaringen op. Maar het nadeel is ook duidelijk: het leidt af van de echte wereld, door te vluchten in een wereld die als een deken over je eigen wereld ligt. Jouw taak als mens, zegt Marx is anders:

‘Het komt er niet op aan de wereld te begrijpen, maar om haar te veranderen.’

Geef jezelf een schop onder je kont. Aan de slag. Al dat gepieker (en gelees!) over goede voornemens is maar afleiding. Verander je wereld! Vandaag nog! (meer over Marx in dit filmpje (2.5 minuut))

3. Ai. Je bent de fout ingegaan

Ongelooflijk. Gaat het weer mislukken dit jaar? Maar misschien is het nog niet te laat. Immanuel Kant helpt.

Je bent vaak geneigd je goede voornemens af te rekenen op of je ze gehaald hebt of niet. En als het niet gelukt is, reken je jezelf er weer helemaal op af. Maar Immanuel Kant roept je tot de orde. We leven in een wereld waarin veruit de meeste dingen die gebeuren, gebeuren om redenen die buiten onszelf liggen.

Als je een bepaald voornemen hebt (meer sporten, meer tijd voor je familie) dan zijn er legio dingen buiten jezelf die ervoor kunnen zorgen dat je het voornemen niet haalt (je raakt verlamd, je familie verhuist naar Australië, ik noem maar wat).

Als dat zo is, zegt Kant, dan is de intentie (het voornemen zelf) dus veel belangrijker om te hebben, dan de uitkomst ervan. Vertel dat jezelf op dit moment. Ja, je bent de fout ingegaan, maar je intentie was al veel belangrijker. Misschien geeft dat je kracht om door te zetten.

4. Je geeft op

Helaas, het is niet gelukt. Net als bij ieder ander die je kent trouwens. Wat jij nodig hebt, is een flinke shot determinisme van de Griekse filosofische school ‘Stoa’. Simpel gezegd houdt dat in dat het allang vast stond dat je zou falen. Alles staat al vast (zegt de Stoa. Wat jij vanavond op je bord hebt liggen staat al vast voordat je weet waar je zin in hebt.

Je sterfdatum staat ook al vast. En of je dit jaar verliefd wordt ook. De Stoa gaat een stap verder dan Kant. Als alles al vastligt, zeggen zij, dan is er voor jou maar één ding belangrijk: je eraan over geven. Het stomste wat je zou kunnen doen in een wereld waarin alles vaststaat, is ervan balen dat de dingen gaan zoals ze gaan (ook al zou die emoties ook al vaststaan natuurlijk).

Dit blog is ook voorbestemd (volgens de Stoa) en ook dat jij naar aanleiding hiervan gaat proberen je te verzoenen met hoe de dingen gaan. Ook als dat betekent dat je je goede voornemens niet hebt gehaald. Niet kwaad worden op jezelf, maar denken: ach nou ja, zo heeft het moeten zijn.

Jammer?

Ach nou ja, we wisten van tevoren dat het niet zou gaan lukken. En het is maar de vraag of je er met filosofie echt beter in zou worden. We sluiten af met een quote van Nietzsche. Een beetje cynisch misschien, maar wel lekker realistisch. Op een realistisch 2017!

Leven is lijden. Maar overleven is betekenis vinden in dat lijden.

Ben jij schuldig aan het leed van kleermakers in Bangladesh?

Kledingfabrieken in Bangladesh. Ze maken er onze kleding. Af en toe stort er zo’n fabriek in. Ben jij daar (mede) schuldig aan?

 

Kledingfabrieken in Bangladesh. Duizenden (soms hele jonge) mensen werken er voor de productie van onze kleren, voor 20 cent per uur. En af en toe stort er zo’n fabriek in. Er gaan honderden mensen dood.

Ben jij daar (mede) schuldig aan?

Goeie kans dat je kleren draagt die in zo’n fabriek zijn gemaakt. Dus zeggen veel mensen: ja. Doe er wat aan. Koop fair-trade kleding. Of tweedehands.

En sommige mensen zeggen: nee. Niet jouw verantwoordelijkheid.

Het dilemma: de peuter en de fabriek

Als jij een auto met peuter te water ziet gaan, dan is er een goeie kans dat jij erachteraan springt (zoals hier gebeurde). Dat vinden we zowel heldhaftig als (bijna) normaal. Zolang je zelf geen gevaar loopt, doe je wat je kunt.

Sterker nog: als je bewust niks doet (of alleen maar staat te filmen), zullen veel mensen dat je verwijten. Je kunt iets doen, dus moet je iets doen!

Tegenwoordig we leven in een geglobaliseerde wereld. En anders dan jaren geleden zien we op dagelijkse basis veel meer leed (via een scherm) voor onze neus. Mensen vandaag de dag hebben veel meer weet van de ellende op de andere kant van de wereld. Zou je niet dezelfde verantwoordelijkheid hebben om iets te doen aan het leed dat zich aan de andere kant van de wereld afspeelt?

De Australische filosoof Pete Singer zegt: je bent net zo verantwoordelijk voor leed in Bangladesh als voor die peuter. Als je iets kunt doen (geen goedkope kleding kopen bijvoorbeeld) dan moet je het doen – zie het onderstaande filmpje (1,5 minuut)

Maar dit is een pittige boodschap. Veel mensen gaan er niet mee akkoord. Het voelt in ieder geval niet hetzelfde. En bij Bangladesh kun je al veel makkelijker doen alsof je er niet vanaf weet, iets dat bij die peuter te water veel moeilijker is.

Het andere uiterste: Ayn Rand

Ayn Rand vindt dit verhaal van Peter Singer onzin. Ze werkte in New York, rond de jaren ’60 en zij beredeneert dat je helemaal geen verantwoordelijkheid hebt voor die mensen in Bangladesh. En ook niet voor die peuter in de auto trouwens.

Volgens Ayn Rand moet de mens ethische vraagstukken oplossen met het verstand. En het verstand zegt: je bent verantwoordelijk voor jezelf – er is geen enkel rationeel argument op basis waarvan je verantwoordelijk zou zijn voor anderen.

Kijk nou eens kritisch naar jezelf, zou ze zeggen. Is niet alles wat je doet uiteindelijk een welbegrepen eigenbelang? Net als het redden van de peuter? Weegt het niet zwaarder dat andere mensen je zullen verguizen als je niks doet, of dat je ’s avonds een slecht geweten zou hebben?

Eigenbelang

Het is een soort survival of the fittest-principe. Rand’s ethiek draait om de overleving van de mens als mens. Het is trouwens ook een economisch principe. In veel vroegere samenlevingen was eigenbelang iets verwerpelijks. Maar sinds de econoom Adam Smith stelde dat het principe van de vrije markt juist het beste functioneert als men het eigenbelang voor ogen houdt, is het de basis van ons economisch systeem. (zie het filmpje hieronder)

Zowel Pete Singer als Ayn Rand zijn uitersten. Beide klinken ze wat ongenuanceerd. Maar de manier waarop we onze huidige maatschappij vormgeven, met veel nadruk op de markt, schuurt dicht aan tegen Ayn Rand’s economische filosofie.

Ben je schuldig?

Volgens Ayn Rand niet. Maar ook bij haar filosofie houden mensen vaak een ongemakkelijk gevoel over. Is het niet wat kort door de bocht? En zou het ons helemaal niets moeten schelen dat er mensen sterven voor onze kleren?

Het is een grote filosofische uitdaging, typisch voor de moderne tijd. De wereld is een dorp geworden en tegelijk is het dorp veel te groot om verantwoordelijkheid te dragen voor wat er allemaal gebeurt.

Je kunt het ook omdraaien: alles wat je doet, is mooi meegenomen. Elk fair-trade kledingstuk is er een. Misschien nog wat magertjes, maar dat is precies zoals de economie werkt (vraag en aanbod) en je neemt in ieder geval iets van verantwoordelijkheid.

Want hoe economische we ook zijn geworden met z’n allen – helden die te water gaan, zijn diezelfde avond nog op tv.

Meer weten:

Adam Smith en eigenbelang:

Filosofie voor als je met je mond vol tanden staat

Suikertaks. Kantoornomade. Nieuwe woorden zijn nodig voor nieuwe fenomenen. Maar nieuwe woorden kunnen ook goed zijn voor oude dingen. Een pleidooi.

Ken je het gevoel met je mond vol tanden te staan? Dat iemand iets zegt dat zo verbijsterend is, dat je er geen woorden voor hebt? Of dat iemand iets onbehoorlijks tegen je zegt en je pas later realiseert hoe je graag had willen reageren?

De woorden komen na de dingen

Eigenlijk is het met alles zo: eerst ontstaat er iets, daarna vinden mensen er woorden voor. Soms zijn die woorden er al, soms moeten ze ter plekke bedacht worden. Sjoemelsoftware. Suikertaks. Kantoornomade. Dat zijn de nieuwe woorden van 2016 – bedacht om een fenomeen (dat er opeens was) te omschrijven.

(De enige uitzondering die ik kan bedenken is het Higgs-boson – het deeltje dat er moest zijn, maar dat niemand ooit nog had waargenomen. Maar goed, daar was dan ook het peperdure CERN voor nodig en 40 jaar onderzoek.)

Bestaat blauw?

Dit proces gaat natuurlijk al de hele geschiedenis door. In de oertijd hadden mensen dus minder woorden en later werden dat er steeds meer. Het begon allemaal (waarschijnlijk) met hele basale woorden, die je ook een kind als eerste aanleert: ik, wij, jij, drie. (check dit onderzoek hierover).

Woorden voor minder eenduidige dingen zijn van latere datum. Kleuren bijvoorbeeld. Ik was zeker 17 jaar oud toen ik pas wist wat ‘turquoise’ was. Daarvoor was het gewoon blauw natuurlijk, of groen-blauw.

Maar er is een filmpje op het internet dat stelt dat het idee ‘blauw’ zelf ook nog niet zo oud is. Homerus, de bijbel en andere oeroude bronnen spreken over een ‘grijsgroene zee’, maar nooit over een blauwe. Zagen zij wel blauw?

Denken zonder woorden

Niet iedereen denkt dat de theorie in het filmpje klopt, maar het is een interessant idee: kun je iets zien, kun je iets kennen als er nog geen woord voor is?

Van Eskimo’s wordt wel eens gezegd dat ze heel veel woorden hebben voor ‘sneeuw’. Ik weet niet of het zo is, maar ik kan het me voorstellen. Als je er vaak mee te maken hebt, dan zie je andere dingen. In Nederland sneeuwt het zo weinig dat één woord volstaat. Maar zien Nederlanders in sneeuw wat een Eskimo zou zien? Kennen ze de sneeuw zoals Eskimo’s? Waarschijnlijk niet.

Trek je mond maar open

Ook vandaag de dag komen we nog regelmatig dingen tegen die zorgen dat we met onze mond vol tanden staan. Er moeten nog nieuwe woorden voor gevonden worden of de oude woorden volstaan niet.

Je hoort bijvoorbeeld wel eens dat de scheiding tussen politiek links en rechts niet meer opgaat sinds de opkomst van de PVV. Of dat het woord ‘terrorisme’ wordt eenzijdig gebruikt (alleen bij niet-blanke mensen). Onlangs verscheen er een dik boek over het woord ‘populisme’. Je wordt er mee platgegooid in de krant en op het journaal, maar eigenlijk weet niemand precies wat het betekent. (Lees de Volkskrant-recensie hier.)

Beter lijkt het om nieuwe woorden te maken voor nieuwe fenomenen. En ze dan hardnekkig te gaan gebruiken. Doe je toch nog iets zinnigs met je mond vol tanden.

3 tips om je vrij te voelen (van Jean-Paul Sartre)

We zijn nog nooit zo vrij geweest en tegelijk zijn we ons nog nooit bewust geweest van alle keuzes. Wie helpt ons om te kiezen? Jean-Paul Sartre weet raad.

Ik wil alleen maar vrij zijn

Hoezee, we zijn vrij! Voel jij het?

Ik niet, meestal. Geen idee waarover ik moet nadenken tijdens een minuut stilte op 4 mei. Laat staan wat ik precies moet vieren op bevrijdingsdag. Vrij zijn – hoe doe je dat?

De filosoof Sartre heeft tips. Zelf wist hij maar al te goed waar vrij-zijn over ging. In de tweede wereldoorlog werd hij door de Nazi’s gevangengezet in Parijs. Een productieve tijd: hij schreef er fantastische boeken en toneelstukken, maar hij was natuurlijk niet vrij.

Althans: niet om te gaan en staan waar hij wilde. Wel om vrij te denken. Om zich vrij te verhouden tot alles wat hij meemaakte. De laatste vrijheid, die niemand je ontneemt. Zelfs in de gevangenis. Mooi.

Vrijheid als vloek

Maar diezelfde vrijheid is ook beklemmend. Wij zijn ‘veroordeeld tot vrijheid’, zei Sartre vaak. Of je nou wil of niet, je zit ermee opgezadeld. En naast mooi is die vrijheid ook eng.

Anders dan vroeger kunnen we tegenwoordig zo’n beetje alles zelf kiezen. Wat je later wordt als je groot bent. Met wie je een relatie hebt. Waar je gaat wonen. Wie je vrienden zijn en waar je je geld aan uitgeeft. Fantastisch. En: eng.

Want, zegt Sartre, met elke keuze die we maken, kiezen we tegelijk voor heel veel dingen niet. Ik kan m’n geld maar één keer uitgeven. En ik kan niet per dag veranderen van partner. En daar zijn wij ons de hele dag bewust van.

En dus hebben wij last van keuzestress. We zijn nog nooit zo vrij geweest en tegelijk zijn we ons nog nooit bewust geweest van zoveel keuzes. Wie helpt ons om te kiezen? Wat moet ik doen? Veel mensen kiezen voor het uitstellen van keuzes. ‘Als ik later groot ben…’

Drie tips

Hoe kun je vrij zijn? Dit zijn de tips van Sartre:

1. Vergeet niet dat je niet samenvalt met je keuzes: er is altijd meer te kiezen. Als je in een relatie zit die niet gezond is, of een baan die niet bij je past denk je onbewust vaak dat je er niet meer uit kunt. Dat is niet waar, zegt Sartre. Je bent vrij om iets anders te kiezen. Altijd.

2. Kies! Want als je je keuzes uitstelt, kies je ook. Of anderen kiezen voor jou. De hel, zei Sartre, dat zijn de anderen. En aan het eind van je leven zeg je: waarom heb ik dit zo lang gedaan? Daar kun je niemand anders de schuld van geven dan jezelf.

3. Speel geen toneelstukjes. Verwachtingen van anderen, het beeld dat je van jezelf hebt – ze kunnen je enorm in de weg zitten. Maar uiteindelijk leef je je eigen leven, je bent de regisseur van je eigen leven. Laat je niet afleiden.

Goede denkstof, lijkt mij, voor twee minuten stilte en een vrijheidsfestival.

Meer

Bekijk hieronder een mooie samenvatting van Sartre’s filosofie, verteld door Stephen Fry:

De eenhoorn bestaat echt!

Als ik het heb over een eenhoorn, weet jij waar ik het over heb. Ook zonder dat jij en ik ‘m ooit gezien hebben. En dus bestaat-ie. Blog over echt en nep.

Toiletfilosofie

Op het toilet, nota bene, kwam ik deze uitspraak tegen. Het Student Hotel aan de Wibautstraat hangt vol testosterone uitspraken, zoals ‘the only way is up’ . Een beetje onwerkelijk vind ik zo’n quote altijd. ’Unreal’ dus juist.

Toch zit er iets interessants in deze uitspraak. Filosofen stellen zich al eeuwen de vraag: wat is er echt? Van een droom zullen de meeste mensen bijvoorbeeld zeggen dat het niet echt is. Maar deze uitspraak lijkt te veronderstellen dat dromen ook echt zijn.

Wat is echt?

Wat is de definitie van ‘echt’? Een eerste optie die vaak wordt genoemd is een variant op ‘eerst zien dan geloven’. Echt is wat zintuigelijk waarneembaar is. En een droom is dus niet echt.

Van deze vorm van echtheid hoor je soms zeggen dat het de enige betrouwbare vorm van echtheid is. Het is de vorm waar de wetenschap zich mee bezighoudt. Meetbaar, analyseerbaar, controleerbaar. Echt.

En een eenhoorn dan?

Maar deze definitie strookt niet altijd met de praktijk. Neem bijvoorbeeld een eenhoorn. De meeste mensen zullen zeggen dat een eenhoorn niet echt is maar een soort droomwezen. Je komt een eenhoorn immers nooit tegen in de zintuigelijke wereld. Toch moet er iets ‘echts’ aan de eenhoorn zitten, want jij weet precies wat ik bedoel als ik het heb over een eenhoorn – ook zonder dat jij en ik ‘m ooit gezien hebben.

Ideeën hebben een bepaalde ‘echtheid’. Een andere echtheid dan zintuigelijk waarneembare dingen misschien, maar als ze helemaal niet echt waren, hoe zouden we er dan over kunnen praten en denken? Het idee ‘kwadraat’ is nog een voorbeeld van zo’n idee dat je nooit in het echt tegenkomt, maar wel een bepaalde echtheid heeft.

In die zin klopt deze uitspraak dus. ‘Everything you can imagine is real’. De vraag is eerder: wat voor soort real?

Dieper: dromen bestaan

Nog een niveautje dieper: filosofisch gezien is het ongelooflijk moeilijk (zo niet onmogelijk) om aan te tonen dat onze zintuigelijke wereld echt is.

De beroemde film De Matrix speelt met die gedacht en vraagt: kun jij bewijzen dat alles wat jij denkt waar te nemen echt is en geen droom? Of: kun jij bewijzen dat je geen brein op sterk water bent dat bepaalde impulsen toegediend krijgt waardoor je denkt dingen waar te nemen? Bekijk hieronder een fragment:

Kun je bewijzen dat je niet droomt? Het antwoord is vaker nee dan ja. De wetenschap is filosofisch gezien lang niet zo betrouwbaar als het lijkt. En dus hebben filosofen het vandaag de dag nog vaak over deze vraag.

“Everything you can imagine is real”. Zit best wat in, zou een filosoof zeggen. Maar dan: wat voor soort real? Droomreal? Eenhoornreal? Of wetenschappelijke real? Ohja, en wat heeft dat precies met een toiletbezoek te maken?

Ik droom een boom (Berkeley)

Een stil, verlaten bos. Een boom. Hij valt om. Geen mens merkt het op. Heeft het dan wel geluid gemaakt? Een gedachte-experiment van de filosoof Berkeley.

Bos, boom, boem

Stel, je loopt door het bos. Opeens hoor je een krakend geluid, steeds luider en luider. Je kijkt achterom en ziet een grote boom met hoge snelheid jouw kant op vallen. Je springt nog net weg en met een donderend geraas valt de boom op het pad. Pfoe dat was op het nippertje. Gelukkig zat je geen muziek te luisteren, anders had je eronder gelegen.

Maar stel nu dat jij gewoon thuis op de bank zat en niet in het bos was. Er was uberhaupt niemand in het bos. Maar die boom viel wel. Maakte het dan geluid?

Stomme vraag, zeg je misschien. Natuurlijk maakte die boom geluid. Dat is hoe geluid werkt: trilling in de lucht. Maar denk dan nog heel even verder. ‘Geluid’ is niet alleen trilling, het is ook ‘waarneming’. Zonder waarneming is er geen geluid, alleen trilling. Dus maakte die boom geluid, of veroorzaakte de boom alleen trilling?

Boom?

De onderliggende filosofische vraag in dit beroemde dilemma van de filosoof Berkeley gaat niet zozeer over geluid, maar over de verhouding tussen waarnemen (zien, horen, voelen) en of we iets kunnen zeggen over wat die waarnemingen veroorzaakt. Oftewel: bestaat er een boom los van de waarneming?

Is er, buiten wat we kunnen waarnemen (de kleur bruin, groen, geur, boom-gevoel etc.) een soort ‘drager’ van die eigenschappen, een kernsubstantie ‘boom’? En wat zou zo’n kernsubstantie dan moeten zijn?

Berkeley

De filosoof Berkeley zegt dat we er geen stom woord over kunnen zeggen. We kunnen ons beter beperken tot wat we wel weten: de inhoud van onze waarneming: bruin, groen, geur, boom-gevoel. Ons brein maakt er een boom van. Prima. Maar is er los van ons idee zo’n boom? Geen idee.

En boem. Met het vallen van de boom (of niet) was het ‘idealisme’ uitgevonden. De filosofie die zich alleen (of voornamelijk) richt op onze ideeën, in plaats van op wat er daar buiten allemaal is. Het wordt een van de belangrijkste stromingen in de Verlichting.

Overigens zou ik wel gewoon blijven uitkijken, als je door het bos loopt.

(meer weten?)

Misschien vind je het maar een raar verhaal. Maar het is minder gek dan je denkt. Deze redenering kun je ook loslaten op de wiskunde: zou er wiskunde bestaan als de mens er niet is? Bekijk onderstaand filmpje maar eens:

Ethiek voor noodgevallen

Noodgeval 1

Stel, je bent machinist op een losgeslagen wagon. De remmen werken niet meer en ook de claxon geeft geen gehoor. In die wagon ga je met een noodvaart een heuvel af. Je nadert een tweesplitsing en het enige wat je kunt doen is de wissel omleggen om links of rechts te gaan. Stoppen kan niet.

Screen Shot 2015-08-11 at 5.26.43 PMTot je grote schrik zie je echter links op het spoor vijf nietsvermoedende mensen staan. De confrontatie met jouw wagon zal hen zeker het leven kosten. Maar ook rechts op het spoor blijkt een wandelaar aanwezig te zijn. Eentje. Wat doe je? Ga je links of rechts?

(dit is een gedachte-experiment, een veelgebruikte filosofische methode. De bedoeling is dat je meegaat in het scenario zoals het geschetst is, hoe onwaarschijnlijk ook)

De meeste mensen zeggen rechts te gaan. Een slachtoffer is beter dan vijf. Hoe tragisch ook. De ethische grondgedachte hierachter is die van het utilisme. Je kiest voor het grootste goed, of de minste pijn voor een zo groot mogelijke groep mensen.

 

Noodgeval 2

Maar wat als het scenario anders is. Jij staat op een brug over het spoor, en je ziet een losgeslagen wagon en even verderop vijf nietsvermoedende mensen op het spoor. En je ziet dat het mis zal gaan. Maar dan merk je op dat er naast je ook iemand staat. Een onwaarschijnlijk dikke man. Hij staat precies boven de rails en helt naar voren.Screen Shot 2015-08-11 at 5.26.51 PM

Jij bedenkt: als ik deze man een zetje geeft, valt hij op het spoor, wordt de trein afgeremd en blijven de vijf in leven. (in dit scenario is het evident dat dit gaat werken. En dat het de beste man z’n leven zal kosten). Wat doe je?

De tweede situatie is eigenlijk vergelijkbaar: door jouw handelen worden er vijf levens gered en gaat er een verloren. Toch kiezen de meeste mensen er niet voor om de beste man een zetje te geven. Waarom niet?

Veel mensen zullen aangeven dat de onschuldige dikke man helemaal niks te maken heeft met de situatie, hij liep geen gevaar. Filosofisch kun je dat vertalen als: je kunt deze man niet zomaar als instrument gebruiken. Een mens is nooit een middel, maar altijd een doel op zich.

Die laatste overweging komt in de buurt van deontologie of plichtsethiek. Die ethische stroming die zegt: er zijn bepaalde regels waar je je gewoon aan moet houden. Punt. Een doortastende utilist zou de man misschien toch een zetje geven.

Ethiek voor noodgevallen

Ergens in het midden tussen utilisme en deontologie ligt de praktijk van alledag. En daarin moet ieder van ons keuzes maken. En daarom is het zo goed dat je dit gedachte-experiment leest. Want dan kun je er al eens over nadenken. Wellicht helpt het je in het eerstvolgende noodgeval.

Spring maar niet achterop bij mij

Achterop m’n fiets

Ik fiets al negen jaar op dezelfde fiets. Hij voldoet aan alle eisen voor een Amsterdams stalen ros: het slot is duurder dan de fiets zelf, hij is te lelijk om gejat te worden en hij heeft geen kabels die stuk gaan.

En: meer dan de helft van alle onderdelen is vervangen in de afgelopen negen jaar. Ik verving ooit m’n hele achterwiel, m’n banden zijn vernieuwd, ik kocht ooit een nieuw zadel, de bel is vervangen, m’n beide spatborden, m’n kettingkast, m’n ketting zelf, m’n baggagedrager en m’n stuur.

En dus vraag ik me af: fiets ik nog wel op dezelfde fiets als negen jaar geleden?

Paradoxalarm!

In de filosofie heet dit de paradox van Theseus’ schip. Dit filmpje vertelt het je in 1 minuut:

Zoals je in het filmpje kunt zien wordt het probleem ingewikkelder als je met alle oude onderdelen van mijn fiets een nieuwe zou hebben gemaakt. Welke fiets is de originele?

Identiteit door de tijd

Dit is de vraag naar identiteit door de tijd. Wat maakt dat een ding (schip, fiets, ikzelf, jij) hetzelfde blijft, terwijl het niet meer uit dezelfde onderdelen bestaat als eerste?

Want we hebben het nu over m’n fiets, maar dit probleem is nog veel groter als het over jouw lichaam gaat. Een vrij groot deel van de cellen in je lichaam wordt elke zeven jaar vernieuwd. Ben jij dan nog wel dezelfde als zeven jaar geleden?

Tuurlijk, zou je zeggen, m’n DNA is toch nog hetzelfde? In het geval van de fiets kun je dan zeggen: de onderdelen hebben toch dezelfde vorm en werking?

Maar het feit blijft wel dat jouw huid van nu niet dezelfde huid is als die van zeven jaar geleden. En het feit blijft dat ik niet op dezelfde fiets rijd als negen jaar geleden. Technisch niet en toch noem ik het wel zo.

Het is een prima fiets, maar spring maar niet achterop bij mij, ik weet niet of-ie nog net zo betrouwbaar is als vroeger.

Meer weten

Check het filmpje over hoe je cellen zich vervangen door de tijd:

Tijd voor filosofie

Tijd?

Ik bedoel: wat is nou tijd? Als er geen mensen zouden zijn (om de tijd te meten) zou er dan tijd zijn?
Laten we eens zien wat Anton Dingeman ervan vindt:

Dingeman

Dingeman2

In Aristoteles’ tijd

Net als Anton Dingeman was de oude Griek Aristoteles (4e eeuw voor Christus) er ook mee bezig. Tijd, zei hij, is verandering. Niets meer en niets minder. Het is de zon die langs de hemel kruipt, of het is het verstrijken van de wijzers van de klok.

Of anders gezegd: als de wereld een poosje helemaal stilstaat, is er geen tijd. Als er niets en helemaal niets veranderd, dan is er geen tijd. Je kunt het niet alleen niet meten, maar het bestaat ook niet. Want tijd is verandering.

Maar Aristoteles vraagt ook:bestaat de toekomst? Veel mensen zullen zeggen van niet. De toekomst bestaat nog niet. En het verleden dan? Daarvan kun je alleen zeggen dat het bestond maar dat is niet hetzelfde als nu nog bestaan. Aristoteles zegt: ze bestaan allebei niet. Alleen het ‘nu’ bestaat.

Maar wacht eens even

Maar wacht even: als de toekomst niet bestaat en het verleden ook niet, en tijd is verandering, is er dan wel een nu? Het ‘nu’ wordt gedefinieerd door verandering. En verandering is altijd onderweg. Bestaat het ‘nu’ dan wel?

Wat is tijd? Je snapt dat filosofen al eeuwen druk zijn met die vraag.