De filosoof Aristoteles

Context van Aristoteles

Tussen Socrates en Aristoteles staat Plato, ook een van de meest belangrijke filosofen aller tijden. Hij ging verder in het spoor van Socrates, maar deed dat door het oprichten van een school en door aan de hand van dialogen de zoektocht naar waarheid uit te schrijven. Deze vorm maakt het lastig om met zekerheid te zeggen wat Plato zelf vond. Aristoteles ging in de leer bij Plato maar als een goede verhouding tussen leerling en leermeester was hij in staat zijn eigen weg te gaan. Op een aantal fundamentele punten verschilt hij van mening met wat we denken over Plato te weten. Want Aristoteles stelt: “the truth and one’s friends” are loved but “it is a sacred thing to give the highest honor to the truth”.

Net als Socrates, heeft Aristoteles’ afkomst zijn methode beïnvloed. Zijn vader was arts, en dat kan verklaren waarom Aristoteles een hele concrete benadering van de filosofie heeft. Natuurlijk, hij gebruikt ook de rede als methode, maar waar zijn leermeester Plato de vraag naar waarheid antwoordde met abstracte concepten waarvan de dingen die we kunnen zien in de werkelijkheid zwakke aftreksels zijn, begint Aristoteles zijn zoektocht in de concrete dingen om hem heen. Hij verzamelde allerlei biologische gegevens van de wereld om hem heen, ordende ze en schreef er boeken over vol. Hij vindt de benadering van Plato niet zo zinvol, omdat, stelt hij, uiteindelijk al onze kennis komt vanuit die concrete wereld.

Aristoteles was niet alleen de stichter van een filosofische school, maar ook de leermeester van Alexander de Grote, de machthebber uit Macedonië die een groot gedeelte van de bekende wereld aan zich wist te onderwerpen, en daarmee de tijd van het door de Griekse cultuur beïnvloedde ‘hellenisme’ inluidde. Dat bracht Aristoteles tegen het einde van zijn leven ook in gevaar, want met het overlijden van Alexander de Grote ontstond er een anti-macedonische sfeer in Athene. Anders dan Socrates kiest Aristoteles om te vluchten en de stad Athene te behoeden voor nog een ‘zonde tegen de filosofie’.

Aristoteles laat een nieuwe school na, nadat hij gepasseerd werd als opvolger van Plato’s academie. Deze school wordt Lyceum genoemd, maar ook de school van de ‘peripatetici’, omdat de filosofen van deze school rondwandelden in de zuilengallerij van de school, en vermoedelijk, daar ook een deel van hun onderwijs gaven.

Aan Aristoteles hebben we de ordening van wetenschappen te danken die ook nu nog veel gebruikt wordt. Hij is de eerste denker die systematisch aan het werk gaat met verschillende wetenschapsgebieden en de grondprincipes ervan uitwerkt. Dat maakt Aristoteles ongelooflijk invloedrijk, want zijn ideeen zijn goed te volgen. In de middeleeuwen en tot in de vroegmoderne tijd, wordt Aristoteles aangeduide als ‘de filosoof’. Hij bedacht namen voor verschillende wetenschapsgebieden, die ook nu nog in gebruik zijn. En de metafysica (een term die Aristoteles zelf niet gebruikte) werd een van de belangrijkste filosofische disciplines, waarbij werd en wordt gekeken naar de meeste elementaire dingen die we kunnen weten, de kennis over ‘dat wat is’. Voor Aristoteles volgde dat logisch op zijn studie van de natuur, de fysica, en daarom noemde hij zijn boek ‘metafysica’, datgene wat ‘na’ de fysica komt.

Ideeën van Aristoteles

Aristoteles is goed te begrijpen als je insteekt bij epistemologie: ‘wat kan ik weten?’ Aan de hand van deze vraag vallen zijn theorieen over hoe de natuur in elkaar zit (fysica en metafysica) en wat we zouden moeten doen (ethiek) te begrijpen. Aristoteles heeft ongelooflijk veel geschreven, dus we kunnen maar een klein gedeelte doen.

Een belangrijk onderdeel van Aristoteles’ kennisleer is zijn uitgangspunt: datgene wat we in de werkelijkheid zien, kan op een bepaalde manier in ons hoofd terecht komen, waardoor het kennis wordt. Natuurlijk komt de steen die we zien niet als zodanig in ons hoofd, maar wel z’n ‘idee’, of ‘vorm’. Uiteindelijk is het proces van kennis er een van een verandering in het verstand, waardoor kennis in het verstand gelijkvormig wordt aan het object dat we zien, de steen of de boom. Dit klinkt logisch, maar in komende cursussen zullen we zien dat dit niet vanzelfsprekend is. Uit deze aanpak blijkt wel Aristoteles’ preoccupatie met de dingen die we zien. Onze kennis komt rechtstreeks uit stenen, zogezegd, de kennis zit niet al in ons hoofd.

De verandering in het brein loopt parallel aan wat Aristoteles in de fysica wil onderzoeken: verandering van dingen. Kennis van veranderingen en constanten levert uiteindelijk kennis op van de werkelijkheid, die immers continue verandert. Om de dingen in de werkelijkheid te begrijpen, analyseert Aristoteles hen daarom op het gebied van verandering en oorzaak, oftewel: causaliteit. Hij stelt dat in antwoord op de vraag ‘waarom is iets?’ (bijvoorbeeld: waarom is een giraf lang?’) er vier verschillende antwoorden kunnen worden gegeven die leiden tot kennis van het ding. Dit zijn de vier ‘oorzaken’.

Neem het voorbeeld van een tafel. Als wij ons afvragen ‘wat is deze tafel?’ (de waarom vraag van de tafel) dan kunnen we iets zeggen over z’n materiële aspect (hout), we kunnen iets zeggen over z’n vorm-aspect (de vier poten en het tafelblad dat uit dat hout is gemaakt), de werkaspect: de timmerman die de tafel heeft gemaakt en z’n doelaspect: de reden waarom de timmerman deze tafel vervaardigde, bijvoorbeeld om aan te eten. Aristoteles noemt al deze aspecten ‘oorzaken’. Datgene wat een tafel maakt tot een tafel is niet alleen z’n materiaal, maar ook de bewerker en z’n specifieke vorm. Het is zelfs de vorm die bepaalt of iets doorgaat voor een tafel of misschien toch eerder op een stoel lijkt. Maar in nauwe samenwerking met de ‘vorm’ van de tafel, is er ook het ‘doel’ van de tafel.

In onze tijd is het lastig te begrijpen wat Aristoteles bedoelt met de ‘doeloorzaak’. In hoeverre is het doel van de tafel een oorzaak voor ‘waarom en wat deze tafel is’? Sterker nog, in onze tijd zijn we geneigd om bij de vraag van de oorzaak van een tafel exclusief te wijzen naar de maker, ofwel, de werkoorzaak. Maar voor Aristoteles is het elementair dat dingen een doel hebben: iets waarvoor ze zijn gemaakt (vergelijk de analyse van de pen). Dingen, dat wil zeggen: inclusief levende dingen. Hoe kunnen levende objecten nou geen doel hebben, zou Aristoteles zeggen? Hun onderdelen hebben allemaal wel een doel. Een eend heeft zwemvliezen om mee te zwemmen en vleugels om mee te vliegen. Jij hebt ogen om mee te kijken en handen om mee te voelen, hoe kan een eend dan geen doel hebben, hoe kan jij dan geen doel hebben? Het is voor Aristoteles cruciaal voor het begrijpen van een ding, dat je niet alleen z’n werkoorzaak kent, maar ook het materiaal en de specifieke vorm en net zo goed de reden dat het ding op aarde is.

De ethiek van Aristoteles

Deze doelredenering komt terug in Aristoteles’ ethiek. Als je als mens wilt weten wat het goede is om te doen, zegt Aristoteles, is het cruciaal om te weten wat het doel is van de mens. Je kunt pas iets begrijpen, jezelf, of wat goed is in een situatie, als je de situatie kunt beoordelen aan de hand van onder andere het doel.

Doel: gelukkig worden. Methode: uitbuiten van wat de mens is: animal rationale. Gebruik je verstand. Geluk is daarom de voortreffelijkste (deugdzaamste!) versie van jezelf te zijn – dit wordt een tweede natuur. Met je praktische wijsheid kun je vervolgens in elke situatie kiezen wat het beste is. En het beste ligt altijd in het midden. Maar uiteindelijk is een deugd altijd

Maar wat is het doel van de mens? Volgens Aristoteles is dat: gelukkig worden. Hij noemt dit ‘eudaimonia’ en ziet het als het hoogste levensdoel. Maar wat is geluk? Volgens Aristoteles kijk je wederom naar de oorzaken, en kijk je wederom naar wat het is om mens te zijn. De mens, zo stelt hij, onderscheidt zich door z’n redelijkheid. Dat is de ‘vorm’ van de mens en dat is wat de mens onderscheidt van dieren. De vormoorzaak houdt verband met de doeloorzaak, want het doel bepaalt mede hoe het object functioneert – denk aan de pen. En daarom ligt het behalen van zijn levensdoel in de inzet van die redelijkheid. Door je denken in te zetten, kom je als mens tot je doel.

Wat betekent dat in de praktijk? Hoe kun je weten wat je in een bepaalde situatie moet doen? Stel dat je langs een spoorlijn loopt en je ziet een kind op de rails en een grote trein naderen. Je riskeert je leven als je het kind probeert te redden en je hebt maar een split second om te bepalen wat je moet doen. Wat doe je? Anders dan bij Socrates dacht Aristoteles dat dit niet alleen maar een kwestie van kennis is. Want, stelt hij, elke situatie is anders. Hier komt het aan op praktische wijsheid: er is geen tijd om te bedenken wat het meest rationeel is, maar er moet (wel of niet) gehandeld worden. Aristoteles stelt dat de deugd in elke situatie in het midden ligt.

Meer

Inleiding Griekse Filosofie

Inleiding Griekse Filosofie

Van de Griekse Filosofie wordt vaak gezegd dat deze écht begint bij  Socrates, Plato en Aristoteles. We bevinden ons dan in de vierde eeuw voor Christus, in het oude Athene. Aristoteles en Socrates zijn elkaar nooit zijn tegengekomen, want Aristoteles werd pas na de dood van Socrates geboren. Wat hen verbindt, is de filosoof Plato. Plato is moeilijk te vatten als filosoof, want hij hield het midden tussen Socrates en Aristoteles in de manier waarop hij filosofie bedreef. Plato schrijft dialogen, en geen uiteenzettingen, en het is niet altijd even duidelijk waar Plato nou zelf staat in z’n dialoog. Los daarvan is het nog even goed om op te merken dat wij in het westen de gewoonte hebben om de denkers (ook vaak in Athene) voor Socrates te benoemen als ‘presocratici’, wat iets zegt over de invloed van Socrates. Er zijn heel veel presocratici, maar vaak worden zij gezien als de eerste westerse denkers die systematisch gingen nadenken over bijvoorbeeld de aard van de natuur. Ze vroegen zich af: waar bestaat alles eigenlijk uit? Of: verandert de wereld constant, of is er ook iets dat blijft?

De school van Athene

De renaissanceschilder Rafael heeft in 1509 een schilderij gemaakt met de belangrijkste antieke denkers erop. Het moge duidelijk zijn wie hij de meeste invloed toekent: Aristoteles en Plato staan in het midden. Daaromheen zitten heel veel verschillende presocratici, maar ook Socrates staat er op. Heraclitus zit vooraan in z’n eentje, Epicurus schrijft bij de zuil, Diogenes ligt op de grond en Parmenides staat naast Heraclitus.
Veel van deze filosofen kwamen uit Athene, dat om allerlei redenen het epicentrum werd van de antieke, Griekse filosofie. De bestuursvorm in Athene was een ‘stadstaat’, een polis, waarin de burgers van de stad (als ze geboren werden uit Atheense ouders) medezeggenschap hadden in het bestuur van de stad en in de rechtspraak. Vanwege de groeiende welvaart in Athene konden welgestelde burgers hun tijd besteden aan politiek en onderlinge discussies. Dit klimaat kon leiden tot de opkomst van filosofen en denkers. Op veel verschillende plaatsen verzamelden denkers en sprekers zich om gedachten uit te wisselen over een bepaald thema. Vanuit veel verschillende bronnen wordt erover gesproken dat Atheners niets liever doen dan een nieuw idee met elkaar bespreken.

Athene

Maar daarnaast was er ook een praktisch nut. Om politieke invloed te krijgen of om jezelf vrij te pleiten voor de wet, was het nodig dat je met goede argumenten de publieke opinie kon beïnvloeden. In de Atheense democratie waren veel mensen actief die speeches schreven en veel burgers in opleiding leerden de kunst van de retorica: het overtuigend spreken. Later in de oudheid stuurden steeds meer mensen hun kinderen naar Athene om les te krijgen in retorica en logica. En hier raakt deze pragmatische, op politiek en eigenbelang gerichte aanpak, aan de opkomst van de Griekse filosofie. In de tijd van Aristoteles behelsde de Griekse filosofie nog zo’n beetje alle wetenschappen, niet in de laatste plaats omdat een belangrijke kerntaak van filosofen was dat ze zich bezighielden met de meest elementaire onderdelen van kennis. Voor een goed betoog heb je logica nodig. Maar hoe werkt logica precies en wat is een geldige redenering? (en hoe kun je foutieve redeneringen van je tegenstander ontmaskeren!) Maar als je met logica bezig bent, ben je ook met kennis bezig, kennis van wat er allemaal bestaat en praktische kennis over wat je moet doen.

Sofisten en waarheid

Maar deze bloeiende stadstaat trok ook de aasgieren aan (zou Socrates hebben gezegd). Er kwamen steeds meer individuele leraren die hun diensten aanboden aan mensen die ze nodig hadden – sofisten werden ze genoemd, en ze leerden leerlingen de kunst van de retorica en logica. Het nare alleen met deze mensen was, dat ze op het gegeven moment zo overtuigd raakten van hun eigen kunnen, dat ze dachten dat ze alles wel konden beargumenteren. Om dat te laten zien, kwam het wel eens voor dat een Sofist de ene dag voor een bepaalde stelling argumenteerde en de volgende dag ertegen. Dit imponeerde mensen behoorlijk en de Sofisten lieten zich goed betalen voor hun begeleiding. Waarheid, stelden de sofisten, is relatief. Ik kan je helpen om beide kanten van een kwestie zodanig te beargumenteren, dat je altijd gelijk krijgt.

Socrates en Plato kwamen hier fel tegen in opstand. Socrates verzette zich tegen het idee dat waarheid maar een kwestie is van overtuigingskracht. Waar sofisten mee bezig zijn, stelde Socrates, is geen kennis, maar zijn meningen. Maar op meningen kun je geen goede samenleving bouwen en kun je nooit weten wat je echt zou moeten doen om een goed mens te zijn. Een filosoof, zo stelt Socrates, moet zoeken naar wat absoluut en onbetwijfelbaar waar is.

Ambitie van de Griekse filosofie

De presocratici waren al begonnen met deze zoektocht. En het is belangrijk op te merken dat deze filosofen werden gedreven door een verlangen naar de absolute waarheid. Niks geen ‘jouw waarheid, mijn waarheid’, maar vaststaande feiten. Maar probeer je eens in te beelden dat je een presocratisch filosoof bent, en je begint met een zoektocht naar de waarheid? Waar begin je? Hoe kom je erachter wat goed is om te doen, hoe weet je welke kennis echt klopt en morgen ook nog en hoe weet je hoe de kosmos in elkaar zit? Wat de antieke filosofen kenmerkt is dat ze besluiten om met redeneringen de echte waarheid boven tafel te krijgen. Als je naar een sofist luistert, krijg je de indruk dat alles wel waar kan zijn, maar als je de rede goed gebruikt, dan kom je toch vanzelf uit bij de waarheid. Let erop hoe bijzonder dat eigenlijk is. Ons denken verbindt ons met elkaar, in een zoektocht naar de waarheid. Als ik een redenering opzet en jij doet even je best, dan kun je die volgen en zelfs reproduceren. En het mooie is dat het dan voor jou sense maakt, en dat je kunt zeggen: jouw redenering klopt. En dat heet logica. Onze breinen werken op een vergelijkbare manier, we kunnen allemaal de logica van iets inzien, alsof we met hetzelfde hoofd denken. Voor de antieke filosofen moest het brein en de logica de methode zijn om op zoek te gaan naar de waarheid. In de ontwikkeling van denken van de presocratici tot aan Socrates, Plato en Aristoteles wordt het op het gegeven moment normaal om verklaringen van de wereld te geven die puur rationeel zijn. De werkelijkheid wordt dan niet meer verklaard op basis van wat je ziet, maar op basis van wat je hebt bedacht, zelfs als je dat niet kunt zien. Er zaten al vroege atomisten tussen de presocratici en mensen die geloofden dat verandering niet bestond.

Maar deze zoektocht naar waarheid staat voor veel van de antieke denkers ook in nauw verwantschap met de ethiek. ‘Wat moet ik doen?’ Als je weet hoe de werkelijkheid werkt, hoe de mens werkt, zo is de gedachte, dan weet je ook wat de mens zou moeten doen om gelukkig te zijn, of, zo je wilt, om echt mens te zijn. Deze vraag komt veel terug in dit college en daarom wil ik hem even neerleggen: ‘wat heb jij nodig om ervoor te kiezen het goede te doen?’

Meer

Hoe kunnen we elkaar iets beter begrijpen?

Vandaag de dag lijkt het moeilijker dan ooit om elkaar te begrijpen. Maar onbegrip is van alle tijden. In de middeleeuwen hadden ze er ook last van.

Begrijp jij het?

Onbegrip. Het is van alle tijden. Maar het lijkt of we er vandaag de dag in het publieke debat meer last van hebben. Onbegrip over mensen die politiek heel anders denken of hele andere religieuze uitgangspunten hebben. In het onderstaande, tamelijk grove filmpje van Hans Teeuwen en de meiden van halal wordt duidelijk wat ik bedoel:

Hans Teeuwen en de meiden van halal lijken elkaar op geen enkele manier te begrijpen. Beiden gebruiken ze argumenten maar je krijgt niet het idee dat het helpt. Hoe ga je met zoiets om?

Eén ding weet je zeker: hopen dat de ander bij jouw standpunt uitkomt gaat niet werken. Ook niet op basis van goede argumenten. Want dat hoopt de ander andersom namelijk ook. Wat werkt wel?

Onbegrip in de geschiedenis

Er gaat een verhaaltje rond over de filosofie uit de middeleeuwen: de knapste koppen hielden zich bezig met de meest zinloze vragen. Deze bijvoorbeeld:

hoeveel engelen kunnen er dansen op de punt van een naald?

Zinloze vraag. Maar als je iets van de middeleeuwen weet, dan weet je dat het debat daar ook eigenlijk niet over ging. Het ging over onbegrip. En over hoe je eruit komt.

Onbegrip heeft te maken met je uitgangspunten. Hans Teeuwen hamert continu op vrijheid van het woord, de meiden van Halal lijken het alleen belangrijk te vinden of er sprake is van belediging of niet. Hoe kom je hier verder mee?

En daar ging het in die middeleeuws debatten ook over. Christelijke denkers kwamen in aanraking met mensen die hele andere uitgangspunten hadden. Er waren ketters in Frankrijk en Islamieten in Spanje die hele andere uitgangspunten hadden in het leven. Zij baseerden hun argumenten bijvoorbeeld niet op de bijbel – iets wat alle monniken wel deden.

En als je jarenlang geroepen hebt: ‘dat staat in de bijbel, dus zo is het’, dan sta je opeens met je mond vol tanden.

Een nieuwe uitvinding

En dus (her)ontdekten de middeleeuwse denkers een nieuwe tool: logisch redeneren. Met dank aan Aristoteles (binnengebracht via de Arabieren). Over heilige teksten verschilde iedereen van mening. Maar over logica waren mensen het wel met elkaar eens.

Als je uitgangspunten anders zijn, zo leerde men in de middeleeuwen, moet je het over een andere boeg gooien. Je moet eerst uitzoeken wat je deelt met elkaar en dan verder praten.

En vandaag?

Er wordt tegenwoordig wel eens gezegd dat de logica steeds minder een rol speelt in het (politieke) debat. Presidentskandidaten komen ermee weg domweg onwaarheden te verkondigen. Religieuze fanatici lijken voor geen rede vatbaar. Dat is frustrerend en bevreemdend.

In de middeleeuwen ontdekte men de kracht van logica, maar daaronder zat iets wat nog belangrijker was. Onbegrip haal je weg door te starten vanaf een gezamenlijke grond. Of dat nou logica is of wat anders. Bijvoorbeeld over dat je allebei veilig over straat wilt. Of dat je allebei probeert het beste te maken van je eigen leven.

Zo’n principe vinden is niet makkelijk – in de middeleeuwen kostte het tientallen jaren om uit deze kwestie te komen. Maar het kon nog wel eens broodnodig zijn om verder te komen in een vastgelopen debat.

Filosofie en islam

1000 jaar geleden. Het Arabische Rijk en de islam waren dominant. Er was wetenschap, filosofie en tolerantie. Daar hoor je tegenwoordig nooit meer over.

Islam in Europa

Intolerant, onverdraagzaam, onverlicht en geen wetenschap (laat staan filosofie). Alles wat West Europa niet is. Zo wordt de islam vandaag de dag nog wel eens getypeerd. Daar kun je van alles over zeggen, maar wat je ook kunt zeggen is dit: 1000 jaar geleden werd er in Europa hetzelfde gezegd, maar dan de andere kant op.

Het lijkt vergeten geschiedenis. Maar een Islamitische, Arabisch sprekende beschaving heeft eeuwenlang grote delen van Spanje gedomineerd, tot aan de grens van het huidige Frankrijk (zie het kaartje hieronder)

andalusië

Verhoudingen van het Islamitische rijk per periode.

Rond het jaar 711 kwam een Noord-Afrikaanse leger onder de vlag van het Islamitische rijk in Damascus Spanje binnen. Ze veroverden in korte tijd het hele Iberische schiereiland en bleven er jaren zitten.

Columbus

Pas in 1492 werd het laatste restje Islamitisch rijk veroverd door een Christelijke koninkrijk. Dat is het jaar dat Columbus naar Amerika vertrok. En het jaar dat afgekondigd werd dat alle Joden (die tot dan toe zonder al te veel problemen in het Islamitische rijk woonden) het gebied moesten verlaten. Eén ervan ging mee met Columbus naar Amerika. En een ander was de opa van Spinoza – zij belandden later in Nederland.

Een kleine 800 jaar was er Arabische cultuur, architectuur wetenschap, filosofie, kunst en islam te vinden in Europa. Cordoba, de hoofdstad van het Islamitische rijk in Spanje, wordt vaak genoemd als de belangrijkste stad van Europa in die tijd.

Filosofie

En de filosofie bloeide. Joodse filosofie, Arabische filosofie en hier en daar wat Christelijke filosofie. Als het ergens werd bedreven in Europa van die tijd, dan was het in het Arabische deel.

Sterker nog: het was grotendeels dankzij het Islamitische rijk in Spanje dat de filosofie- en wetenschapsgeschiedenis in Europa een nieuwe ontwikkeling doormaakte. De (intolerante, onderontwikkelde, niet-verlichte?) christelijke cultuur die langzaamaan de steden van Andalusië veroverden, troffen er enorme bibliotheken aan, vol met onbekende wetenschappelijke en filosofische boeken, waarvan er veel uit de Griekse oudheid kwamen.

Werken van Aristoteles, Ptolemeus, Archimedes, Euclides, Galen en vele anderen waren, in het Arabisch vertaald, in die bibliotheken te vinden. De Europese veroveraars hadden nog nooit van deze namen gehoord.

Europa van nu

menocal

De koortsachtige vertaalbeweging, van het Arabisch in het Latijn, die in de 12e eeuw in Europa begon wordt vaak gezien als de eerste stap naar de wetenschappelijke revolutie die later in Europa plaatsvond.

Er wordt steeds meer geschreven en gediscussieerd over de invloed van het Islamitische rijk op Europa. Wat zeker is: lange jaren lang was er geen tolerantere cultuur in Europa dan de Islamitische (zie hiernaast een interessant boek daarover). En de Europese wetenschappelijke ontwikkeling heeft heel veel te danken aan de kennis uit het Islamitische rijk.

Modder gooien naar elkaars beschaving heeft niet zoveel zin. Beter is het goed op de hoogte te zijn – tijd dus om dit stukje geschiedenis weer eens naar voren te halen.

Meer

Tijd voor filosofie

Tijd?

Ik bedoel: wat is nou tijd? Als er geen mensen zouden zijn (om de tijd te meten) zou er dan tijd zijn?
Laten we eens zien wat Anton Dingeman ervan vindt:

Dingeman

Dingeman2

In Aristoteles’ tijd

Net als Anton Dingeman was de oude Griek Aristoteles (4e eeuw voor Christus) er ook mee bezig. Tijd, zei hij, is verandering. Niets meer en niets minder. Het is de zon die langs de hemel kruipt, of het is het verstrijken van de wijzers van de klok.

Of anders gezegd: als de wereld een poosje helemaal stilstaat, is er geen tijd. Als er niets en helemaal niets veranderd, dan is er geen tijd. Je kunt het niet alleen niet meten, maar het bestaat ook niet. Want tijd is verandering.

Maar Aristoteles vraagt ook:bestaat de toekomst? Veel mensen zullen zeggen van niet. De toekomst bestaat nog niet. En het verleden dan? Daarvan kun je alleen zeggen dat het bestond maar dat is niet hetzelfde als nu nog bestaan. Aristoteles zegt: ze bestaan allebei niet. Alleen het ‘nu’ bestaat.

Maar wacht eens even

Maar wacht even: als de toekomst niet bestaat en het verleden ook niet, en tijd is verandering, is er dan wel een nu? Het ‘nu’ wordt gedefinieerd door verandering. En verandering is altijd onderweg. Bestaat het ‘nu’ dan wel?

Wat is tijd? Je snapt dat filosofen al eeuwen druk zijn met die vraag.