Waarom blijft geloof zo hardnekkig bestaan?

Ongeneeslijk religieus

In een nieuwe blogserie over filosofie en het geloof in God, neem ik je mee in de vraag hoe we zijn geworden wie we zijn: seculiere, postmoderne mensen, levend in de tijd van de dood van God. Langs verschillende historische gebeurtenissen en filosofische vragen kan er zo een beter begrip van jezelf en de huidige tijd ontstaan. En ik evalueer of ze een punt hebben, filosofen die zeggen: ‘misschien staat God ook weer op’. Klik hier voor mijn boek: Ongeneeslijk Religieus.

Een stoppen-met-geloven-syndroom

‘Ik heb nog nooit zo weinig in God geloofd, maar ik ben er ook nog nooit zó mee bezig geweest’, zei iemand laatst tegen me. Sommige mensen noemen dat het Maarten ‘t Hart-syndroom. Je rekent af met het geloof, maar je blijft er je leven druk mee.

De filosoof Gianni Vattimo is ook zo iemand. Z’n filosofie noemt hij: christelijke filosofie voor het postmodernisme. Maar toen een interviewer hem eens vroeg waarom hij zichzelf ‘christen’ noemde, zei hij: ik kan er niet aan ontkomen. Wat ik ook doe, het blijft bij me. Zelfs als ik me geen christen noem, dan blijf ik ermee geassocieerd (want ik ben het niet). Ik kom er nooit meer vanaf.

En zo kan iets in z’n afwezigheid heel sterk aanwezig zijn. Hier nog twee voorbeelden:

1. Bang voor niks

Ooit fietste ik door de regen langs een rij geparkeerde auto’s. En niet veel later lag ik met ontzettende hoofdpijn op de grond. Wat was er gebeurd? Van omstanders hoorde ik dat er een portier was opengeduwd, net toen ik er langs kwam. Ik belandde op m’n hoofd en had een lichte hersenschudding.
Sindsdien ben ik bang voor iets dat er in principe niet is. Want ik kijk altijd goed uit, maar ik had dit niet kunnen zien. En dat is een beangstigende gedachte. Je kunt opletten wat je wilt, maar in het verkeer kun je geraakt worden door iets dat je niet kunt zien. Hoe moet je je daarop voorbereiden?

2. De aanwezigheid van niks

Stel je gaat op date. Om 20:00 heb je afgesproken en je bent op tijd in de kroeg. Het is druk en lawaaiig. Je vindt het loeispannend, maar hebt er ook wel zin in. Maar als het 20:00 is geweest, is je afspraak er nog niet. Gek. Je wacht nog eens tien minuten. Nog niets. En je zit daar, tegenover een lege stoel, in een druk en vol café.

Daar in die kroeg, is er van alles aanwezig. Lawaai, muziek, mensen, drank. Maar datgene wat voor jou het meest aanwezig is, is de afwezigheid van iets: je date. Anders gezegd: de afwezigheid van die persoon voel je in je hele lijf. De lege stoel voor je, vult je hele denkraam.

De aanwezigheid van een dode God

Zo werkt het met veel postmoderne christenen. Ze geloven minder dan ooit, maar ze zijn er meer dan ooit mee bezig. Hoe minder God ze overhouden, hoe meer de vraag naar God hen blijft bezighouden.

Misschien word je wel eens moe van jezelf. Ik zal je vertellen waarom.

God in je broekzak

Postmoderne mensen staan in de wetenschappelijke traditie. En in die wetenschappelijke traditie wordt het verlangen van de mens zoveel mogelijk te beheersen bevredigd. ‘Ons brein’, zo hoorde ik een neurowetenschapper zeggen, ‘is ingericht om zoveel mogelijk zekerheid over de toekomst te krijgen’. Wij mensen, zoeken patronen en proberen daarmee te weten wat ons morgen (ongeveer) te wachten staat. Wetenschap is daar een geweldig hulpmiddel voor.

Sterker nog: je zou kunnen stellen dat de geschiedenis van de afgelopen 500 jaar bewijst dat wetenschap hier veel beter bij helpt dan geloven in God. Wetenschap heeft ons gigantisch veel gebracht. En zo werd onze wereld steeds meer gerationaliseerd. Van economie tot liefde tot samenleven – we proberen overal grip op te krijgen. En natuurlijk proberen we dat ook met God. Net als tijdens die uitgebleven date, probeer je te vatten wat er is gebeurd. Je probeert rationeel grip te krijgen op de situatie. Je probeert God te pakken in een cognitief denkkader.

Maar dat kan niet.

Gelukkig maar – zegt iemand als Vattimo (en andere postmoderne filosofen).

Stel je voor

Als onze wereld volledig rationeel en voorspelbaar zou zijn, dan zou alle magie en mysterie verdwenen zijn.
Als onze wereld volledig rationeel en voorspelbaar zou zijn, dan is er geen reden om te geloven dat onze twee gruwelijke wereldoorlogen geen vervolg zullen krijgen.
Als onze wereld volledig rationeel en voorspelbaar zou zijn, waar kun je dan nog op hopen als het leven je tegenzit?

Filosofie na de dood van God

Gods dood (Nietzsche), maakte ruimte voor een come-back. Via niet-christelijke filosofen als Derrida. Want die filosofen gingen op zoek naar hoe het verder moest, na de dood van God en het morele faillissement van de mens. En die filosofen ontdekten dat we het uiteindelijk niet moeten hebben van ‘het mogelijke’ – van het voorspelbare, van het rationele, het wetenschappelijke.

Deze filosofie ontdekte dat we het moeten hebben van de hoop op het onmogelijke.

Dat is wat een poëet doet, als hij tevergeefs probeert woorden te geven aan wat er in haar leeft. En een kunstenaar, die z’n ziel nooit helemaal op het doek krijgt. Dat is wat je voelt als je muziek hoort die je even helemaal vervult en daarna achterlaat met een verlangen naar meer.

Realisten en dromers

Je hebt realisten en je hebt dromers. Realisten houden de touwtjes in handen. Ze maken plannen voor de toekomst: een geanticipeerde toekomst, waarvan ze ongeveer weten hoe die eruit ziet. Ze komen er heel ver mee.

En je hebt dromers. Zij houden ook rekening met die geanticipeerde toekomst (het zou dom zijn om dat niet te doen), maar dromers houden een gaatje over. Ruimte voor het onverwachtse, ruimte voor het onmogelijke. Ruimte voor dromen en voor hoop. Ruimte voor een ‘absolute toekomst’ – eentje die je niet ziet aankomen. Als een dief in de nacht, als een ongeluk in een onverwachtse hoek en als een onmogelijke droom.

God is onmogelijk

De geanticipeerde toekomst gaat over worden wie je al bent, maar dan ouder (en rijker misschien). De absolute toekomst, die van de dromers, gaat over verandering. Nieuwe schepping, nieuw leven, worden als een kind (zie dit blog). De theologen in deze traditie zeggen: die absolute toekomst, dat is waar Jezus het over heeft.

Het verklaart waarom mensen die hun schaapjes op het droge hebben, slechte dromers zijn. Ze gaan lekker en de toekomst ziet er goed uit. Echte dromers vind je bij mensen die aan de grond zitten. Voor wie het leven tegenvalt, de mensen die God niet geholpen heeft. Zij voelen ‘m het sterkst: de roep van het ‘event verborgen in het woord ‘God’’.

‘I have a dream’ zei Martin Luther King. Die droom is nog steeds niet uitgekomen. Maar het heeft miljoenen mensen in beweging gezet. De afwezigheid van waar hij van droomde, was meer voelbaar dan al het andere.

En zo is het met God. Hij stierf in de 19e eeuw. Gelukkig maar. Hij was onmogelijk geworden. Maar zijn dood wekt een verlangen op dat mensen in beweging zet. Op zoek naar de mogelijkheid van een onmogelijke God.