Godsbewijs: argument tegen het ontologisch godsbewijs (1)

In deze serie ‘Godsbewijs’ wordt drie keer een godsbewijs (en hun weerleggingen) behandeld. Hier een weerlegging van het ontologisch godsbewijs.

Serie: godsbewijs

In deze serie Godsbewijs’ wordt drie keer een godsbewijs (en hun weerleggingen) uit de geschiedenis behandeld.

Intro

In mijn vorige blog zette ik het ontologisch godsbewijs, zoals opgesteld door de middeleeuwse monnik Anselmus uiteen. Volgens Anselmus is de definitie van God: ‘datgene waarboven niets groters gedacht kan worden’. En als je de allergrootste bent, dan besta je natuurlijk ook (in plaats van dat je slechts een idee bent).

Tegenargument 1

Maar stel nou, zei er een, dat je je het meest perfecte eiland voorstelt. Altijd mooi weer, non-stop cocktails, ga zo maar door.

Zo’n meest perfect eiland zou (volgens Anselmus’ redenering) wel moeten bestaan, want anders was er een eiland denkbaar dat nog perfecter was – alles wat het vorige eiland was, maar dan ook nog echt (bestaand)! Was dat wat Anselmus wilde beweren? Waarschijnlijk niet.

Toelichting

Dit argument stelt in wezen vragen bij een vreemde beweging die Anselmus maakt: van een (bedacht) concept, naar echt bestaan. Mag dat? Hoe weet je zeker dat er een verbinding bestaan tussen wat je kunt denken en wat er echt bestaat?

Thomas van Aquino, een monnik van zo’n 200 jaar later zei het zo (let op! moeilijk:): het enige wat dit argument kan bewijzen, is dat je God kunt denken als bestaand. Dat is hetzelfde als met een eenhoorn. Je kunt je voorstellen dat een eenhoorn echt zou bestaan (sommige mensen beweren dit ook trouwens). En daarmee kun je een eenhoorn afwisselend denken als ‘bestaand’ en ‘niet-bestaand’.

God denken als bestaand is niet hetzelfde als bewijzen dat hij er dus ook is. Thomas zegt: je komt je denkraam niet uit. Alles blijft intern, alles blijft gedachte. En daarmee, zegt Thomas, is dit argument ongeldig (en hij bedenkt zelf een ander argument).

En?

Anselmus is al ingegaan op de eerste kritiek, bijvoorbeeld die van dat eiland. Dat is niet voor iedereen bevredigend. Maar Anselmus zegt: wat voor God geldt, geldt voor niets anders. Het verschil tussen een eiland en God is dat God in alle opzichten superieur is. Het eiland niet, bijvoorbeeld niet op het vlak van ‘stadse gevoel’ – daarvoor moet je toch echt ergens anders zijn.

Latere denkers gaan erop door, door te zeggen: God is het enige wezen dat noodzakelijk bestaat. Er is niets anders dat noodzakelijk bestaat. Een perfect eiland hoeft bijvoorbeeld niet te bestaan. Daar komen we later op terug. Eerst nog een iets venijnigere weerlegging van het ontologisch godsbewijs.

Voor nu: wat denk jij, is dit tegenargument opgewassen tegen het ontologisch godsbewijs?

Godsbewijzen: het ontologisch godsbewijs

In deze serie ‘Godsbewijzen’ wordt drie keer een godsbewijs (en hun weerleggingen) uit de geschiedenis behandeld. Hier: het meest hardnekkige godbewijs.

Serie: godsbewijs

In deze serie Godsbewijs’ wordt drie keer een godsbewijs (en hun weerleggingen) uit de geschiedenis behandeld.

Intro

Het ontologisch godsbewijs is filosofisch gezien het meest ‘slanke’ bewijs. Zelfs als je leven een droom zou blijken te zijn, en alles wat je denkt te zien onecht, dan nog kun je tot dit godsbewijs komen – zo is de claim. Het ontologisch godsbewijs gaat enkel uit van concepten in ons denken.

Stap 1: vormen

‘Concepten’ in ons denken hebben veel te maken met hoe de werkelijkheid werkt. Stel je bijvoorbeeld eens een cirkel voor. Een cirkel is een vorm waarbij alle uiterste punten even ver van het midden verwijderd zijn. En stel je nu een vierkant voor. Een vierkant heeft vier even grote hoeken en vier even grote zijden. Helder.

Maar stel je nu eens een vierkante cirkel voor. Dat kan niet. En daar hebben we geen zichtbaar bewijs voor nodig: de concepten voor ‘cirkel’ en ‘vierkant’ sluiten elkaar uit. Voor een bepaald figuur kan niet gelden dat alle uiterste punten even ver van het midden verwijderd zijn en dat er vier even grote hoeken in staan. Een vierkante cirkel is een conceptuele contradictie.

Stap 2: de eenhoorn

Bestaan er eenhoorns? Veel mensen zeggen van niet. Het zijn sprookjesdieren. Maar dat is gek, want iedereen heeft een visuele voorstelling van wat een eenhoorn is (een eenhoorn is een (wit) paardachtig wezen met een hoorn op het hoofd). Terwijl als ik zou zeggen: ‘bestaan er wiziewarda’s?’ dan zou je eerst vragen: wat is een wiziewarda?

Een eenhoorn bestaat conceptueel, zeggen filosofen. Hij bestaat in ons hoofd, of in een sprookjesboek of een sprookjesfilm. Als concept, als bedenksel. Maar niet in de buitenwereld, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk.

Stap 3: God

En nu naar God. Of je nou zegt: ‘God bestaat’ of: ‘God bestaat niet’, of zelfs: ‘ik weet niet of God bestaat’ – in alle gevallen hebben we het over een concept ‘God’.

En daar begint het ontologisch godsbewijs. Dat concept ‘God’ – wat is het precies? Nouja, bij ‘God’ denkt iedereen al gauw aan: almachtig, eeuwig, alwetend, etc. Alles wat daarvan afwijkt, lijkt al een stuk minder op wat de meeste mensen zich voorstellen bij ‘God’.

De middeleeuwse monnik Anselmus (d.1109), die dit argument als eerste uitwerkte, vatte dat concept samen als: “God is datgene waarboven niets groters gedacht kan worden”. Want als er wel iets was dat groter was dan God, dan zouden we dat God noemen. Zit wat in.

Stap 4: het bewijs

Nu komt-ie: als God datgene is waarboven niets groters gedacht kan worden, dan moet hij (zij/ het) ook bestaan. Want ‘bestaan’ is groter dan ‘niet-bestaan’. En als God niet zou bestaan, dan zou er iets gedacht kunnen worden dat nog groter is – alles wat (een niet-bestaande) God is en dan ook nog bestaand.

Of, anders gezegd. Als je zegt ‘God bestaat niet’ zeg je eigenlijk zoiets als ‘vierkante cirkel’: het is een conceptuele contradictie. Want het concept ‘God’, datgene waarboven niets groters gedacht kan worden, impliceert dat het bestaat. Het is immers het grootst denkbare (en dus bestaat het).

En?

Dit is een van de meest hardnekkige godsbewijzen ooit bedacht. Wat denk jij ervan? Valt-ie te weerleggen?

(volgende blog meer!)

Godsbewijs: tegen het argument van het kwaad

In de serie ‘godsbewijs’ komt het argument van het kwaad voorbij: hoe kan er een God zijn met zoveel ellende? Maar het argument overtuigt niet iedereen.

Serie: godsbewijs

In de serie ‘God or not’ wordt drie keer een godsbewijs (en hun weerleggingen) uit de geschiedenis behandeld. Maar er zijn ook argumenten tegen het bestaan van God. Dit is de meest gebruikte: het argument van het kwaad.

Argument van het kwaad

In het vorige blog werkten we het argument van het kwaad uit. We herhalen hem hier even:

  1. God is algoed (hij wil het goede)
  2. God is alwetend (hij weet alles)
  3. God is alvermogend (hij kan alles)
  4. Er bestaat kwaad in de wereld
  5. dus: God bestaat niet

We zeiden ook dat de meeste tegenargumenten ingaan op punt 1: volgt uit ‘God is algoede’ altijd dat hij nu het goede wil? Als God een tandarts was, zou je willen dat hij je soms even pijn doet om erger te voorkomen.

Wat God niet kan

Pas in de afgelopen 40 jaar is er een ander antwoord gekomen op het probleem van het kwaad. Deze gaat niet in op punt 1 (hierboven), maar punt 3. Kan God wel alles?

Kan God een steen scheppen die hij zelf niet kan optillen?

Lastig te zeggen. In beide gevallen (ja of nee) kan hij iets niet. En misschien is God dus ook wel niet zo alvermogend als je zou denken.

Wat God nog meer niet kan

God kwaad vrije wil

Alvin Plantinga (die uitgesproken Christelijke is trouwens) stelt: God kan niet alles. De bovenstaande meme laat God’s onvermogen zien. Plantinga stelt: God kan de volgende twee dingen niet combineren:

  1. een wereld scheppen met mensen erin die een vrije wil hebben
  2. een wereld scheppen die algoed is.

Mensen met vrije wil kunnen namelijk kiezen voor kwade dingen. En God kan niet allebei de stellingen waarmaken. Of hij zou een wereld hebben moeten scheppen met alleen robots (wezens zonder vrije wil), of hij moest gaan voor de vrije wil, maar dan met het risico op kwaad.

Wacht, we zijn nog niet klaar

Voordat je allerlei dingen inbrengt hier tegen in (hoe zit dat dan met dieren? En natuurgeweld?), moeten we even terug naar waar we mee bezig waren: onderzoeken of het ‘argument van het kwaad’ overtuigend bewijst dat God niet bestaat.

  • Het argument van Plantinga zegt daarover: het argument zegt God en het kwaad gaan niet samen, maar dat is niet zo. Het is mogelijk dat ze samengaan. Dus het argument is ongeldig.
  • Het argument van Plantinga zegt niet: dit is een overtuigend bewijs voor het bestaan van God (want dat is het niet).

Tja.

Het argument van Plantinga is een strikt logisch argument. Een argument waarvan wordt beweerd dat de meeste filosofen dit wel een geldige redenering vinden. Ook als ze zelf niet in God geloven.

Zelfs als je hem gelijk geeft, blijft er nog veel overeind. Bijvoorbeeld dat het bestaan van het kwaad God’s bestaan wel onwaarschijnlijk maakt. Of gewoon heel concreet: dat als het kwaad jou ongenadig treft, je zelf niet meer kunt geloven in God.

En?

En daarmee blijft het hersengymnastiek. Dit is een moeilijke, logische redenering. Daarbij is de regel: laat je eigen gedachten hierover los en controleer of het argument logisch valide is. Wat denk jij ervan?