Ik droom een boom (Berkeley)

Een stil, verlaten bos. Een boom. Hij valt om. Geen mens merkt het op. Heeft het dan wel geluid gemaakt? Een gedachte-experiment van de filosoof Berkeley.

Bos, boom, boem

Stel, je loopt door het bos. Opeens hoor je een krakend geluid, steeds luider en luider. Je kijkt achterom en ziet een grote boom met hoge snelheid jouw kant op vallen. Je springt nog net weg en met een donderend geraas valt de boom op het pad. Pfoe dat was op het nippertje. Gelukkig zat je geen muziek te luisteren, anders had je eronder gelegen.

Maar stel nu dat jij gewoon thuis op de bank zat en niet in het bos was. Er was uberhaupt niemand in het bos. Maar die boom viel wel. Maakte het dan geluid?

Stomme vraag, zeg je misschien. Natuurlijk maakte die boom geluid. Dat is hoe geluid werkt: trilling in de lucht. Maar denk dan nog heel even verder. ‘Geluid’ is niet alleen trilling, het is ook ‘waarneming’. Zonder waarneming is er geen geluid, alleen trilling. Dus maakte die boom geluid, of veroorzaakte de boom alleen trilling?

Boom?

De onderliggende filosofische vraag in dit beroemde dilemma van de filosoof Berkeley gaat niet zozeer over geluid, maar over de verhouding tussen waarnemen (zien, horen, voelen) en of we iets kunnen zeggen over wat die waarnemingen veroorzaakt. Oftewel: bestaat er een boom los van de waarneming?

Is er, buiten wat we kunnen waarnemen (de kleur bruin, groen, geur, boom-gevoel etc.) een soort ‘drager’ van die eigenschappen, een kernsubstantie ‘boom’? En wat zou zo’n kernsubstantie dan moeten zijn?

Berkeley

De filosoof Berkeley zegt dat we er geen stom woord over kunnen zeggen. We kunnen ons beter beperken tot wat we wel weten: de inhoud van onze waarneming: bruin, groen, geur, boom-gevoel. Ons brein maakt er een boom van. Prima. Maar is er los van ons idee zo’n boom? Geen idee.

En boem. Met het vallen van de boom (of niet) was het ‘idealisme’ uitgevonden. De filosofie die zich alleen (of voornamelijk) richt op onze ideeën, in plaats van op wat er daar buiten allemaal is. Het wordt een van de belangrijkste stromingen in de Verlichting.

Overigens zou ik wel gewoon blijven uitkijken, als je door het bos loopt.

(meer weten?)

Misschien vind je het maar een raar verhaal. Maar het is minder gek dan je denkt. Deze redenering kun je ook loslaten op de wiskunde: zou er wiskunde bestaan als de mens er niet is? Bekijk onderstaand filmpje maar eens:

De Islamitische denker die de wetenschap onderuit haalde

Al-Ghazali was een islamitische denker die de wetenschap zo’n mokerslag toediende dat-ie ‘m tot op de dag van vandaag nauwelijks te boven is gekomen.

Vergeten Islamitische denker

Als je op straat iemand met een Islamitische achtergrond vraagt naar een Islamitische denker, dan noemt-ie waarschijnlijk Al-Ghazali.

Ghazali is de David Hume van de Islamitische traditie. Hij gebruikt de skeptische methode in z’n filosofie. Met als belangrijk verschil: Ghazali werd er geloviger van terwijl Hume zo atheistisch bleef als hij al was.

Bagdad: aan het hof

In de tijd van Al-Ghazali (de 11e eeuw, in de stad Bagdad) was de Islamitische wetenschap tot grote hoogten gestegen. Via wiskunde en experiment legde men de basis voor wat in het westen later de wetenschappelijke revolutie werd. De natuur, geloofden veel Islamitische wetenschappers, zit tjokvol wetten en patronen. En we willen ze allemaal weten. En af en toe was er een denker die zei: en God dan? Al-Ghazali was zo’n Islamitische denker.

Skepsis

Ghazali had een topbaan in de hoogste regionen van de Islamitische maatschappij, maar op een dag hield hij ermee op en vertrok. Gekweld door sceptische twijfel. Al die filosofische redeneringen en al die wetenschappelijke vooruitgang: had het nog zin om in God te geloven?

Ghazali sloot zich naar eigen zeggen twee jaar op in een toren van een moskee in Damascus om te mediteren. Daar, in die toren misschien wel, bedacht hij een argument dat in één keer alle filosofie en wetenschap onderuit schoffelde.

Zagen aan de wetenschap

Is er een filosoof of wetenschapper, vroeg Ghazali, die mij kan uitleggen hoe ik zeker weet dat morgen de zon op komt? Het enige dat ik weet is dat het tot nu toe altijd zo geweest is. Maar dat is geen garantie voor de toekomst. Op basis waarvan passen we een causale gevolgtrekking toe op de zonsopgang van morgen?

Hume zei het later zo (zie een eerder blog): wie legt mij uit hoe je weet of twee opeenvolgende gebeurtenissen causaal iets met elkaar te maken hebben? Als een steen beweegt nadat ik er tegenaan schop, is dat dan een garantie dat het een door het ander komt?

Stel je eens voor dat er in een land tegelijk een afname van boerenkoolproductie en een daling van kindercijfers wordt gemeten. Dan is er niemand die zegt: minder boerenkool is een verklaring voor minder kinderen. Maar op basis waarvan doen we dat bij die steen dan wel? Of is het net zo weinig zeker als de zonsopgang van morgen?

Spirit

Er is geen wetenschapper, zeggen Ghazali en Hume, die mij kan vertellen dat causaliteit een geldig principe is. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst en bij de steen of bij de boerenkool hangt geen bordje: ‘causaal’ of ‘niet-causaal’. Hoe kan ik het dan zeker weten?

Ghazali zei: goeie reden om niet te veel waarde te hechten aan filosofie en wetenschap. En hij werd mysticus en wijdde zijn leven aan God.

Hume zei: inderdaad een goeie reden voor skepsis. Maar ja, causaal denken is soms wel handig, dus gooi m’n boek maar in de haard. Hij ging een biertje drinken.

Meer

Het argument van Ghazali en Hume is moeilijk te weerleggen. Zie hieronder nog een verduidelijkend filmpje.

Ethiek voor noodgevallen

Noodgeval 1

Stel, je bent machinist op een losgeslagen wagon. De remmen werken niet meer en ook de claxon geeft geen gehoor. In die wagon ga je met een noodvaart een heuvel af. Je nadert een tweesplitsing en het enige wat je kunt doen is de wissel omleggen om links of rechts te gaan. Stoppen kan niet.

Screen Shot 2015-08-11 at 5.26.43 PMTot je grote schrik zie je echter links op het spoor vijf nietsvermoedende mensen staan. De confrontatie met jouw wagon zal hen zeker het leven kosten. Maar ook rechts op het spoor blijkt een wandelaar aanwezig te zijn. Eentje. Wat doe je? Ga je links of rechts?

(dit is een gedachte-experiment, een veelgebruikte filosofische methode. De bedoeling is dat je meegaat in het scenario zoals het geschetst is, hoe onwaarschijnlijk ook)

De meeste mensen zeggen rechts te gaan. Een slachtoffer is beter dan vijf. Hoe tragisch ook. De ethische grondgedachte hierachter is die van het utilisme. Je kiest voor het grootste goed, of de minste pijn voor een zo groot mogelijke groep mensen.

 

Noodgeval 2

Maar wat als het scenario anders is. Jij staat op een brug over het spoor, en je ziet een losgeslagen wagon en even verderop vijf nietsvermoedende mensen op het spoor. En je ziet dat het mis zal gaan. Maar dan merk je op dat er naast je ook iemand staat. Een onwaarschijnlijk dikke man. Hij staat precies boven de rails en helt naar voren.Screen Shot 2015-08-11 at 5.26.51 PM

Jij bedenkt: als ik deze man een zetje geeft, valt hij op het spoor, wordt de trein afgeremd en blijven de vijf in leven. (in dit scenario is het evident dat dit gaat werken. En dat het de beste man z’n leven zal kosten). Wat doe je?

De tweede situatie is eigenlijk vergelijkbaar: door jouw handelen worden er vijf levens gered en gaat er een verloren. Toch kiezen de meeste mensen er niet voor om de beste man een zetje te geven. Waarom niet?

Veel mensen zullen aangeven dat de onschuldige dikke man helemaal niks te maken heeft met de situatie, hij liep geen gevaar. Filosofisch kun je dat vertalen als: je kunt deze man niet zomaar als instrument gebruiken. Een mens is nooit een middel, maar altijd een doel op zich.

Die laatste overweging komt in de buurt van deontologie of plichtsethiek. Die ethische stroming die zegt: er zijn bepaalde regels waar je je gewoon aan moet houden. Punt. Een doortastende utilist zou de man misschien toch een zetje geven.

Ethiek voor noodgevallen

Ergens in het midden tussen utilisme en deontologie ligt de praktijk van alledag. En daarin moet ieder van ons keuzes maken. En daarom is het zo goed dat je dit gedachte-experiment leest. Want dan kun je er al eens over nadenken. Wellicht helpt het je in het eerstvolgende noodgeval.

Spring maar niet achterop bij mij

Achterop m’n fiets

Ik fiets al negen jaar op dezelfde fiets. Hij voldoet aan alle eisen voor een Amsterdams stalen ros: het slot is duurder dan de fiets zelf, hij is te lelijk om gejat te worden en hij heeft geen kabels die stuk gaan.

En: meer dan de helft van alle onderdelen is vervangen in de afgelopen negen jaar. Ik verving ooit m’n hele achterwiel, m’n banden zijn vernieuwd, ik kocht ooit een nieuw zadel, de bel is vervangen, m’n beide spatborden, m’n kettingkast, m’n ketting zelf, m’n baggagedrager en m’n stuur.

En dus vraag ik me af: fiets ik nog wel op dezelfde fiets als negen jaar geleden?

Paradoxalarm!

In de filosofie heet dit de paradox van Theseus’ schip. Dit filmpje vertelt het je in 1 minuut:

Zoals je in het filmpje kunt zien wordt het probleem ingewikkelder als je met alle oude onderdelen van mijn fiets een nieuwe zou hebben gemaakt. Welke fiets is de originele?

Identiteit door de tijd

Dit is de vraag naar identiteit door de tijd. Wat maakt dat een ding (schip, fiets, ikzelf, jij) hetzelfde blijft, terwijl het niet meer uit dezelfde onderdelen bestaat als eerste?

Want we hebben het nu over m’n fiets, maar dit probleem is nog veel groter als het over jouw lichaam gaat. Een vrij groot deel van de cellen in je lichaam wordt elke zeven jaar vernieuwd. Ben jij dan nog wel dezelfde als zeven jaar geleden?

Tuurlijk, zou je zeggen, m’n DNA is toch nog hetzelfde? In het geval van de fiets kun je dan zeggen: de onderdelen hebben toch dezelfde vorm en werking?

Maar het feit blijft wel dat jouw huid van nu niet dezelfde huid is als die van zeven jaar geleden. En het feit blijft dat ik niet op dezelfde fiets rijd als negen jaar geleden. Technisch niet en toch noem ik het wel zo.

Het is een prima fiets, maar spring maar niet achterop bij mij, ik weet niet of-ie nog net zo betrouwbaar is als vroeger.

Meer weten

Check het filmpje over hoe je cellen zich vervangen door de tijd:

Tijd voor filosofie

Tijd?

Ik bedoel: wat is nou tijd? Als er geen mensen zouden zijn (om de tijd te meten) zou er dan tijd zijn?
Laten we eens zien wat Anton Dingeman ervan vindt:

Dingeman

Dingeman2

In Aristoteles’ tijd

Net als Anton Dingeman was de oude Griek Aristoteles (4e eeuw voor Christus) er ook mee bezig. Tijd, zei hij, is verandering. Niets meer en niets minder. Het is de zon die langs de hemel kruipt, of het is het verstrijken van de wijzers van de klok.

Of anders gezegd: als de wereld een poosje helemaal stilstaat, is er geen tijd. Als er niets en helemaal niets veranderd, dan is er geen tijd. Je kunt het niet alleen niet meten, maar het bestaat ook niet. Want tijd is verandering.

Maar Aristoteles vraagt ook:bestaat de toekomst? Veel mensen zullen zeggen van niet. De toekomst bestaat nog niet. En het verleden dan? Daarvan kun je alleen zeggen dat het bestond maar dat is niet hetzelfde als nu nog bestaan. Aristoteles zegt: ze bestaan allebei niet. Alleen het ‘nu’ bestaat.

Maar wacht eens even

Maar wacht even: als de toekomst niet bestaat en het verleden ook niet, en tijd is verandering, is er dan wel een nu? Het ‘nu’ wordt gedefinieerd door verandering. En verandering is altijd onderweg. Bestaat het ‘nu’ dan wel?

Wat is tijd? Je snapt dat filosofen al eeuwen druk zijn met die vraag.

Nietzsche en de geit-mens

Mislukte filoloog wordt filosoof

Nietzsches academische carriere begon als filoloog, een kenner van oude Griekse en Romeinse teksten. Maar als professor in Basel schreef hij een boek dat z’n collega’s zo bizar vonden, dat Nietzsche maar voorstelde dat hij beter als professor in de filosofie door het leven zou kunnen gaan. Zijn filologische carrière was over.

Maar het fascinerende verhaal dat Nietzsche opschrijft (en zijn collega’s zo bizar vonden) is een interessante ingang in z’n filosofie.

De twee goden in ons binnenste

Nietzsche beschrijft de geschiedenis van Griekse tragedies als een metafoor van het menselijk bestaan. De oude tragedies vertelden over de menselijke strijd tussen twee goddelijke neigingen.

De ene neiging was die van Apollo, de god van orde, progressie en redelijkheid. En de andere neiging was die van Dionysos, de god van dronkenschap, chaos, emotie en extase. Wij mensen balanceren altijd tussen die twee neigingen en proberen ze in evenwicht te houden, zegt Nietzsche. En een goede tragedie laat dat haarfijn zien.

detail Bacchus (Dionysos) met Satyr

detail Bacchus (Dionysos) met Satyr

Geit-mens

Het verhaal wordt nog fascinerender. Nietzsche stelde dat de tragedies werden opgevoerd door een koor van mensen die verkleed waren als geit-mensen (Satyrs),mythische wezens met een mensenlichaam, en de poten, horens en staart van een geit. (Of Nietzsche gelijk heeft, is moeilijk aan te tonen, maar het woord ‘tragedie’ komt voort uit de Griekse woorden ‘geit’ en ‘lied’).

Waarom waren de koorzangers verkleed als Satyrs?

Nietzsche stelt dat het koor eigenlijk een spiegel voor het publiek is. Tijdens het theaterstuk worden mensen een met het koor – het koor verwoordt hun gedachten.

De keurige burgers die het theater bezoeken identificeren zich met een soort voor-mens-achtig wezen en stappen zo af van hun keurigheid. De Satyrs dwingen hen om uit hun keurige rol te stappen en op zoek te gaan naar de grond van hun menszijn.

Monster

Dionysos en Apollo, chaos en orde, emotie en verstand – wij mensen zijn beide in een, volgens Nietzsche. Allebei de neigingen moeten met elkaar in balans zijn. We moeten niet te keurig worden, want dan onderdukken we de Dionysos. Maar we moeten ook niet losgelagen worden, dan blijft er van Apollo niets over.

Dit thema komt veel terug in Nietzsche’s filosofie. De zoektocht naar de nieuwe mens en de strijd tegen enkel maar keurigheid. Want wee de mens, die zich door burgerlijke keurigheid laat leiden! Keurigheid is een masker dat je af en toe moet afzetten om het monsterlijke deel van jezelf goed te kunnen zien.

Klootzak Hume

De filosoof David Hume was een skepticist. Vandaag zouden we misschien wel zeggen: een klootzak. Hij voerde sommige gedachtengangen zo ver door dat hij conclusies trok los van enige praktische relevantie. Had-ie maar een vrouw gehad, dan was het niet zo uit de hand gelopen.

‘Zekerheid in de wetenschap bestaat niet’. Zei hij bijvoorbeeld. ‘Want causaliteit is een illusie’. Hoe weet je zeker dat als je elke dag de zon ziet opgaan, dat’ie dan morgen weer op gaat? Of hoe weet je dat als Maurice de Hond een opiniepeiling doet onder 10% van de bevolking, dat dat representatief is voor de gehele bevolking? Dat weet je niet, zegt Hume.

Je ziet elke dag de zon op gaan, waardoor je denkt: dat zal morgen wel weer zo zijn. Maar is dat zeker? Alle zwanen die jij in je leven hebt gezien zijn wit, dus je denkt: een zwaan is altijd wit. Maar is het zeker? Totdat jij alle zwanen ter wereld hebt gezien en totdat jij morgen hebt meegemaakt dat de zon weer opkomt, is het niet zeker. Zegt Hume.

Maar dat gaat niet, zul je zeggen, je kunt niet alle zwanen zien. En dat zegt de wetenschap ook, net als Maurice de Hond. Dus doen wetenschappers en opiniepeilers steekproeven. En van die steekproeven zeggen we: wat voor deze groep geldt, zal ook wel gelden voor de rest van de groep. Inductie heet dat. Klaar.

Sorry, zegt Hume, maar je kunt niet zeker weten dat inductie altijd werkt? Hoe weet je zeker dat als je iets vaak ziet dat het daarmee altijd zo is? Dat weet je niet.

Je hebt er eigenlijk geen zak aan, aan deze constatering. Hoewel Hume eigenlijk gewoon gelijk heeft, is het zo onpraktisch als maar kan. Zo kun je niet leven. Als je er niet vanuit kunt gaan dat de zon morgen opkomt, of dat je kopje koffie op de grond valt als je het los laat in de lucht, dan kun je niet leven.

Het maakte Hume niets uit. Klootzak Hume. Had-ie maar een vrouw gehad, dan was het misschien nog goed met ‘m afgelopen.

bron: https://www.facebook.com/PhilosophyMttrs/photos/a.305663529533101.58006.305644206201700/701379559961494/?type=3&theater

bron: https://www.facebook.com/PhilosophyMttrs/photos/a.305663529533101.58006.305644206201700/701379559961494/?type=3&theater

Filosofie in straattaal

Filosofie in blaattaal

Veel filosofische teksten zijn moeilijk. Je strandt al op de eerste pagina. Bij De Correspondent klaagden ze er al eens over: is de filosofie van Peter Sloterdijk zo ingewikkeld dat jij en ik het niet begrijpen of is het gewoon onzin?

En: met een ‘postmoderne-teksten-generator‘ kun je al snel een tekst voorbrengen die bijna niet te onderscheiden is van ingewikkelde filosofische teksten.

Filosofie in straattaal

Sommige filosofische teksten zijn echter heel goed te lezen. Zoals Descartes’ Meditaties. Het is een korte, zorgvuldig opgebouwde tekst die goed te volgen is. En nog online beschikbaar ook (in het engels).

En voor de mensen voor wie dat nog een stap te ver gaat, is er Philosophy, Bro! Een hedendaags (engelse) vertaling van Descartes’ Meditaties. Een wel érg hedendaagse versie: straattaal. Ook leuk. Vergelijk maar eens:

Philosophy, Bro!
HOLY SHIT FUCK ME, it feels like my eyeballs are going to explode. I barely remember shit and I lost my phone, I blew the entire Spring Break budget in one night
and all I have to show for it is this fucking terrible hangover. […]This isn’t my fault. I thought that dude was world’s greatest lacrosse player and my personal hero Paul Rabil, and anyone would have done what I did in that position. Once I thought I was hanging out with the highest-paid lacrosse player in the world, I obviously assumed he’d pay for all those drinks – that’s how beliefs work. You believe some shit to begin with and then build other beliefs on top of that. If you don’t start out with a firm foundation, the whole structure is going to be just a disaster of half-truths and bad guesses. My mistake wasn’t partying too hard, my mistake was partying for the wrong reasons.
Ugh, here’s a terrible thought: what if I’m wrong about other shit, too?
vert. Jonathan Bennett
Some years ago I was struck by how many false things I had believed, and by how doubtful was the structure of beliefs that I had based on them. I realized that if I wanted to establish anything in the sciences that was stable and likely to last, I needed – just once in my life – to demolish everything completely and start again from the foundations.

Doodgraven

Doodgraven

Stel dat onze beschaving ten einde komt en de de wereld compleet veranderd. Over 1500 jaar vindt er archeologisch onderzoek naar een Nederlandse stad, (Alkmaar bijvoorbeeld).

Bij de opgravingen worden ook resten gevonden van bejaardentehuizen, een beetje meer naar de rand van de verloren gegane stad. Wat zullen de onderzoekers concluderen?

Rond het jaar 2000, was het gebruikelijk mensen van hoge leeftijd tot hun dood in specifieke gebouwen, vaak buiten het stadscentrum te stoppen, vermoedelijk niet zelden tegen hun zin.

Klopt. Maar zo klinkt het wel een beetje gek. Wat zullen ze ervan denken, over 1500 jaar?

Heidegger

Natuurlijk, het is wel iets genuanceerder. Maar die bejaardentehuizen zeggen denk ik wel degelijk iets over onze cultuur. We lijken ouderdom en dood weg te stoppen. Naar de rand van de stad bijvoorbeeld. In het centrum van Amsterdam kom je weinig oude senioren tegen.

Zonde, zou Heidegger zeggen. Hij stelt dat we beter leren leven, als we ons meer bewust zijn van onze sterfelijkheid.

Als je er even over nadenkt, geef je Heidegger al snel gelijk. Het is vaak zo dat confrontaties met de dood maken dat mensen zorgvuldiger gaan leven, dapperste beslissingen maken en het roer compleet kunnen omgooien – je kent waarschijnlijk wel wat voorbeelden hiervan.

You only live once

Aan het eind van ons leven zullen we waarschijnlijk allemaal terugkijken en zeggen: wat een krankzinnig gebeuren was dat eigenlijk, het leven. Maar wat we willen voorkomen is dat we zeggen: ik had gewild dat ik het anders had gedaan. ‘The five regrets of dying’, gaat regelmatig rond op Facebook.

Door nu te praten over de dood, ben je niet te laat.

Meer weten?

Introductie in Heidegger’s filosofie:

 

 

De filosofie van Sartre (in gif)

De filosoof Sartre was de rockster van het Existentialisme. Bij zijn begrafenis waren meer mensen dan bij die van Andre Hazes. Kun je nagaan.

 

Maar Sartre was geen optimistisch filosoof. Hij vond het leven maar bizar

 

Dat klopte ook wel, want Sartre groeide op in de tijd van twee wereldoorlogen. Hij zat zelfs even gevangen.

 

Dat maakte dat Sartre stelde dat niet goden het ons moeilijk maken, maar vooral wijzelf het ons moeilijk maken: “de hel dat zijn de anderen

 

Maar de oorlog is over. We zijn vrij!

 

Tenminste, dat zou je denken. Sartre zegt echter: je bent niet alleen vrij, je bent ook ‘veroordeeld tot vrijheid’.

 

Want de vrije mens van vandaag weet dat hij overal steeds voor moet kiezen en dat met elke keuze andere opties verdwijnen.

 

Kies ik voor kinderen? Ok, maar dat gaat ten koste van m’n feestjes, nachtrust en vrije tijd.

 

Kies ik ervoor om carrière te maken? Ok, maar dan gaat dat ten koste van m’n tijd met vrienden en familie

van doorne

van doorne

 

Maar kun je dan niet gewoon niet-kiezen? Nee, zegt Sartre, dan houd je jezelf voor de gek. Je speelt een toneelspel. Je bent ‘niet trouw aan jezelf’:

 

Hoera, we zijn vrij dus! En: ohnee, hoe kan ik ooit de juiste keuzes maken?